52
53
Boerenleenbanken
Wij rekenen het ons een voorrecht bij deze te huldigen de boerenleenbanken, die in 1959
ZESTIG OF VIJFTIG JAREN
haar sociale taak naar Christelijke beginselen ten bate van de boeren- en tuindersstand
uitgeoefend. De
boerenleenbanken, die ten getale van 15 het diamanten
van 22 het gouden
jubileum herdenken, zijn de volgende:
Baexem
opgericht 30
juli
1899
Berkel Enschot
6
december
1899
Beugen
14
mei
1899
Dieden
11
mei
1899
Etten
6
december
1899
Lierop
29
december
1899
Maashees
1
mei
1899
Milheeze
17
december
1899
Sambeek
10
september 1899
Someren
7
maart
1899
Udenhout
3
december
1899
Venray
16
juli
1899
Vierlingsbeek
15
oktober
1899
Wamel
10
maart
1899
Westerhoven
1
december
1899
Abcoude
opgericht 23
juni
1909
Arcen
12
juni
1909
Barger Compascuum 15
maart
1909
Bergen
21
maart
1909
Boerhaar
24
maart
1909
Breda
25
februari
1909
Gronsveld
11
november
1909
Ittervoort
28
november
1909
Leveroy
29
juni
1909
Maasbree
13
juni
1909
Mheer
2
mei
1909
Oerle
16
januari
1909
Reusel
12
december
1909
Reuver
14
februari
1909
Reymerstok
4
april
1909
Rossum Ov.
17
april
1909
Rucphen
28
januari
1909
Rijen
18
maart
1909
Standdaarbuiten
31
oktober
1909
Spaubeek opgericht 4 april 1909
Ubachsberg i maart 190y
Vlierden 29 november 1909
In het jaar 1958 traden de volgende banken tot onze Centrale Bank toe:
de Coöperatieve Land- en Tuinbouwbank G.A. te Amsterdam
de Coöperatieve Boerenleenbank te Nieuw-Namen (Z.)
de Coöperatieve Boerenleenbank te wijk bij Duurstede (U.)
de nieuw opgerichte Coöp. Boerenleenbank G.A. te Sluis (Z.)
De Boerenleenbank te Terbregge werd geliquideerd.
Aan het einde van 1958 bedroeg het aantal aangesloten boerenleenbanken 598, volgens
de plaats harer vestiging verdeeld als volgt:
Noord-Brabant
210
Noord-Holland
34
Limburg
162
Zeeland
13
9
Gelderland
74
Utrecht
Overijsel
48
Drenthe
7
Zuid-Holland
34
Friesland
7
Rente
Gedurende het jaar 1958 werd in het verkeer met de aangesloten boerenleenbanken het
volgende rentetarief toegepast:
in rekening-courant
Credit:
over het laagrentend gedeelte ,3/c/
over het hoogrentend gedeelte
In de periode 1 april tot 1 juli 1958 werd over het hoogrentend gedeelte vergoed 3%%
Het laagrentend gedeelte was tot 1 april 1958 bepaald op 20% van de bij de boeren
leenbanken ingelegde gelden. Sedertdien werd het bepaald op een bedrag, dat gelijk is
aan 10% van de som van de toevertrouwde spaargelden en van alle deposito's, vermeer-
derd met een bedrag van 80% van de creditgelden in lopende rekening.
Voor boerenleenbanken met een bedrag aan ingelegde gelden beneden 500.000,-
werd het laagrentend gedeelte lager genomen.
Toeslagen:
A. Boven de rente van 31%% of 3%% werd een toeslag gegeven van l/2% over het bedrag,
dat het gemiddelde rekening-courantsaldo hoger was dan 45% dochniet meer dan 65%
van het gemiddelde van de ingelegde gelden, terwijl een toeslag van 1%. werd gegeven
over het bedrag dat het gemiddelde rekening-courantsaldo hoger was dan 65% van het
gemiddelde yan de ingelegde gelden.
B. Sedert 1 april werd eveneens boven de rente van 31%% of 3%% een toeslag gegeven
van l/2% over een bedrag ter hoogte van het totaal der deposito-rekeningen bij de
Stichting Spaarbank en de deposito-tegoeden bij de boerenleenbank op een termijn van
een maand of langer, voorzover daarover niet reeds één der onder A. genoemde toe
slagen werd genoten.