- - 35 Naast de reeds eerder bestaande Provinciale Waarborginstituten voor de Tuinbouw, die reeds in 1957 garanties verleenden, ving in 1958 ook het Provinciale Waarborginstituut voor Noord-Brabant zijn werkzaamheden aan. Ook in deze provincie bleek dit Waarborg instituut in een bestaande behoefte te voorzien. De oprichting van het Provinciale Waar borginstituut voor de Tuinbouw in de provincie Limburg was op 31 december 1958 nog in voorbereiding. Zoals reeds is opgemerkt, vinden de boerenleenbanken in ruime mate buiten de landbouw gelegenheid tot het doen van beleggingsuitzettingen; per 31 december 1958 is hierdoor het aandeel van de uitleningen buiten de landbouw in het totaal der uitleningen van de boeren leenbanken gestegen. Opgemerkt kan worden, dat bij de boerenleenbanken 60% van de voorschotten op lange en middellange termijn en bijna 80% van de uitzettingen in de vorm van voorschotten op korte termijn en van credieten is uitgezet in de sector van land- en tuinbouw, de landbouwcoöperaties daaronder begrepen. Verdeling van de uitstaande voorschotten en credieten naar bestemming en in procenten per 31 december 1958 (in duizenden guldens) (in procenten) Hypotheek Borg Diversen Totaal 1957 1958 Voorschotten Personen (agrariërs) 192.765 32.670 627 226.062 56% 55% Landbouwcoop. en Verenigingen 10.701 11.348 291 22.340 7% 5% Personen (niet-agrariërs) 106.724 26.278 310 133.312 28% 32% Kerkbesturen e.d. 9.672 1.075 10.747 3% 3% Gemeenten en Waterschappen 21.616 21.616 6% 5% Totaal Voorschotten 319.862 71.371 22.844 414.077 100% 100% Debetsaldi op Lopende rekening: Personen (agrariërs) 31.194 14.507 225 45.926 49% 52% Landbouwcoop. en Verenigingen 7.031 15.306 22.337 27% 25% Personen (niet-agrariërs) 11.591 2.419 271 14.281 15% 16% Kerkbesturen e.d. 498 3.848 4.346 5% 5% Gemeenten en Waterschappen 3 1.750 1.750 4% 2% Totaal credieten 50.314 36.080 2.246 88.640 100% 100% In bovenstaand staatje zijn voor 1957 de cijfers opgenomen, zoals deze zijn gebleken uit een nauwkeurige statistische verwerking van de gegevens der boerenleenbanken, zoals deze in de loop van het jaar 1958 voor het eerst werd gemaakt. Zulks verklaart enkele afwij kingen met de cijfers in het staatje op blz. 34 van het verslag over 1957. Ten aanzien van de cijfers over 1958 heeft deze statistische verwerking nog niet kunnen plaatsvinden en moest gedeeltelijk met een benaderende schatting worden volstaan. Ten aanzien van de gemiddelde grootte van de uitleningen deden zich geen verschuivingen van betekenis voor. De aandacht wordt gevestigd op de geringe gemiddelde grootte van de uitleningen; hieruit blijkt hoezeer de boerenleenbanken de taak blijven vervullen, welke haar gesteld is ten aanzien van de verstrekking van vooral kleine credieten en voorschotten. 34 VERSTREKTE VOORSCHOTTEN EN AFLOSSINGEN OP VOORSCHOTTEN BIJ DE AANGESLOTEN BOERENLEENBANKEN (in millioenen guldens) aflossingen 1952 1953 1954 1955 1956 1957 1958 verstrekte voorschotten ^1_J 46 39 H 32 0 10 20 30 40 50 60 70 80 90 100 110 120 De cijfers in de groene staven geven aan de aflossingen uitgedrukt in procenten van de verstrekte voorschotten.

Rabobank Bronnenarchief

Jaarverslagen Coöperatieve Centrale Boerenleenbank | 1958 | | pagina 19