Deze prijsverlaging maakte het mogelijk op de wereldmarkt weer gemakkelijker te concurre ren en leidde tot een aanmerkelijke toeneming van het binnenlandse verbruik van boter en kaas. Van de kant van West-Duitsland en België werden echter enstige bezwaren ingebracht tegen de lagere kaasprijzen van Nederland, op grond van het motief dat deze op hun geliberaliseerde markten een beduidende prijsdaling ten gevolge hadden. België ging over tot het leggen van een heffing op ingevoerde kaas, terwijl Nederland en Denemarken op Duitse aandrang zich gedwongen zagen op de naar Duitsland uitgevoerde kaas heffingen te leggen. De lagere inleveringsprijzen en de verbeterde marktsituatie in het najaar had den tot resultaat dat de I.V.Z.-voorraden op het einde van het verslagjaar niet bijzonder groot waren. De totale melkproductie nam, mede door de goede grasgroei, nog toe; het gemiddelde vetgehalte steeg eveneens een weinig. Wat de bestemming van de melk betreft was de ont wikkeling in het verslagjaar tegenover die in het voorafgaande jaar als volgt: een uitbreiding van de productie van boter en kaas en een ongeveer gelijke productie van condens, terwijl de totale hoeveelheid consumptiemelk enigermate daalde. Het vetgehalte van deze melk bleef, ondanks een sterke aandrang uit het bedrijfsleven tot verhoging daarvan, gehand haafd op 2,5%; terwijl de mogelijk gemaakte verkoop van melk met 3,75% (zonder sub sidie) allesbehalve een succes bleek te zijn. Hoewel o.a. van de zijde van de regering aanvankelijk aan een inkrimping van de melk productie werd gedacht en ook door de georganiseerde landbouw een voorstel in de richting van een afremming van de melkproductie (via een heffing op veekoeken, waartegen veel bezwaren werden ingebracht), werd gedaan, werden in het verslagjaar geen maatregelen in deze zin getroffen. Het heeft voor Nederland ook weinig zin de melkplas in te krimpen, als ander landen zulks niet doen. De garantieprijs voor melk voor seizoen 1958/1959 werd uiteindelijk vastgesteld op ongeveer 29 ct. per kg. melk van 3,7% vet, rt 1% ct. hoger dan de garantieprijs voor 1957/58. Maar deze garantieprijs zal slechts gelden voor een maximale hoeveelheid afgeleverde melk van 5 miljard kg (was 5.18 miljard). Bovendien zal het saldo van het zuivelfonds uitgesmeerd moeten worden over slechts 5 miljard kg. en niet over alle melk. Daarenboven zullen de producenten een deel van het marktrisico moeten dragen, n.1. de helft voorzover het verschil tussen garantieprijs en gemiddelde opbrengstprijs meer dan 5 ct. zou bedragen. De feitelijke garantieprijs per kg. afgeleverde melk zal zodoende beduidend beneden 29 ct. kunnen komen te liggen. De ongunstige situatie op de zuivel- markten had tot gevolg, dat over het melkprijsjaar 1957/1958 uit het Landbouw Egalisatie Fonds een toeslag van ongeveer 7,5 a 8 ct. per kg. uit hoofde van de garantieregeling zal moeten worden verleend. De slachtveemarkt vertoonde in het verslagjaar een voor de veehouders bevredigend prijspeil; er vond een overschakeling plaats van melk- naar vleesproductie. De weinig optimistische verwachtingen in het begin van het jaar ten spijt bleek de varkensmarkt zich gunstig ontwikkelen en kon voor de ca. 4 miljoen slachtvarkens een goede afzet worden gevonden en redelijke prijzen worden gemaakt. Gemiddeld over het verslagjaar genomen kon de kostprijs worden gehaald en behoefde het voor marktordening beschikbaar gestelde bedrag van 10 miljoen slechts gedeeltelijk te worden aangewend. De uitvoer van de meeste producten in de vleessector vertoonde ongeveer eenzelfde omvang als in 1957; wel werd 22 minder bacon uitgevoerd maar tegen hogere prijzen doch de vleeswarenexport be reikte met bijna 70.000 ton een record. Toen de eierenprijzen in het voorjaar op een beduidend hoger peil kwamen te liggen dan in voorjaar 1957, werd door het bedrijfsleven het voorstel om ook voor de pluimvee houderij een garantieprijs te vragen in de ijskast gezet. In het najaar waren de eierenprijzen, ten gevolge van de uitbreiding van de pluimveestapel in vele landen ook in Nederland veel minder bevredigend. Hoewel het aantal uitgevoerde eieren kon worden opgevoerd tot ruim 2,7 miljard stuks (een nieuw record) daalde de waarde van deze export enigszins en wel tot ruim 357 miljoen. Daarentegen ging de export van slachtpluimvee zowel naar hoeveelheid als naar waarde in niet onbelangrijke mate vooruit; uitgevoerd werd 34.600 ton ter waarde van meer dan 97 miljoen. Het geringe aantal verkoopplaatsen van slacht pluimvee in ons land, toe te schrijven aan de (te) stringente vestigingswetgeving, betekent een ernstige rem voor de opvoering van het binnenlandse verbruik. Het bedrijfsleven deed opnieuw krachtige pogingen om hierin veranderingen aangebracht te krijgen, maar tot op het einde van het verslagjaar zonder resultaat. Voor de groenten- en fruitteelt was het verslagjaar over het geheel genomen minder bevredigend dan 1957. De totaal-omzet op de bij het Centraal Bureau voor Tuinbouw veilingen aangesloten veilingen lag met een waarde van bijna 543 miljoen ongeveer 25 miljoen beneden die van het vorig jaar. Deze daling kwam geheel voor rekening van het fruit. In de eerste 5 maanden werden voor het fruit zeer goede prijzen gemaakt maar er werd toen, ten gevolge van de misoogst van hard fruit in 1957, maar weinig fruit geveild. In het tweede halfjaar kwam de zeer grote oogst 1958 aan de markt en waren de prijzen erg laag. Het verslagjaar is met name voor de telers van hard fruit niet bijzonder gunstig geweest. De uitkomsten voor de telers van zacht fruit zijn goed geweest. Uit het feit dat de totale waarde van de op de veilingen aangevoerde groenten in het verslagjaar niet lager was dan in 1957 mag niet geconcludeerd worden, dat de financiële resultaten van de groententeelt ongeveer even goed zouden zijn geweest. Immers zowel de oppervlakte vollegrondsgroenten als het areaal groenten onder glas werden uitgebreid, zodat de omzet van verse groenten eigenlijk naar hoeveelheid én naar waarde een aanzienlijke stijging had moeten ondergaan, wanneer dezelfde financiële uitkomsten als in 1957 bereikt hadden kunnen worden. Vooral in de sector van de vollegrondstuinbouw waren de resultaten teleurstellend. Daarentegen konden bij de onder verwarmd glas ge teelde producten over het algemeen vrij gunstige uitkomsten worden gehaald. Te vermelden valt nog dat voor de bewaarkool een garantieregeling tot stand gebracht werd, gekoppeld aan een inkrimping van het areaal. Over het geheel genomen kunnen de producenten van bloembollen, bloemen en boom kwekerijproducten opnieuw op een gunstig jaar terugzien. 23

Rabobank Bronnenarchief

Jaarverslagen Coöperatieve Centrale Boerenleenbank | 1958 | | pagina 13