I Provinciën, gemeenten etc Hypotheken Positief saldo van de overige geldbeweging Toeneming der liquiditeiten Transport 36.200.000, 20.600.000, 500.000,21.100.000, 15.100.000, 30.200.000, 15.100.000, Volgens de bedrijfseconomische liquiditeitsbeoordeling op basis van de richtlijnen van De Nederlandsche Bank, steeg het liquiditeitspercentage in de balans van de Centrale Bank van 28,5 tot 35,9% per ultimo van het verslagjaar. Bij deze berekening worden niet in aanmerking genomen de binnen het jaar vervallende aflossingen op leningen aan gemeenten, die per ulti mo 1957 21,7 millioen beliepen. Als gevolg van de toeneming der liquiditeiten werd het mogelijk het bezit aan schatkistpapier uit te breiden met een bedrag van 25,9 millioen tot 88,9 millioen. Ditmaal behoefde door ons tegen het einde van het boekjaar geen gebruik te worden gemaakt van de door De Nederlandsche Bank wederom geboden gelegenheid tot ver koop van schatkistpapier onder beding van wederinkoop. De nominale waarde van het effectenfonds, dat overwegend uit ter beurze genoteerde over- heidsfondsen bestaat en per ultimo 1957 te boek stond voor 166,9 millioen, beliep 171,3 millioen; de waarde van het effectenfonds volgens beurskoers per ultimo 1957 bedroeg 146,9 millioen. De toeneming van het effectenfonds met 28,6 millioen houdt voor een bedrag van 25 millioen verband met de omzetting van een drietal onderhandse leningen aan gemeenten in ter beurze genoteerde obligaties ten laste van de betrokken gemeenten; hiervan werd reeds in het verslag van het voorafgaande boekjaar melding gemaakt. Ook werd door ons de politiek voortgezet tot afstoting van laagrentende beleggingen met het doel zoveel mogelijk een aanpassing van het rendement van de beleggingen van de Cen trale Bank aan het gestegen rente-niveau te verkrijgen. Als gevolg daarvan kon voor een bedrag van 6,6 millioen worden ingeschreven op de Na tionale Woningbouwlening. De hiervoor vermelde omzetting van onderhandse leningen in obligaties vond haar weer spiegeling in de daling van de post leningen aan provinciën, gemeenten, etc. opgenomen on der het hoofd „Beleggingen op lange termijn". Overigens wordt opgemerkt, dat het verslag jaar voor de Centrale Bank weinig aanleiding gaf tot uitbreiding van de beleggingen; een be langrijk deel van de binnenkomende gelden diende te worden bestemd tot verbetering van de liquiditeitspositie. Het debiteurencijfer nam wederom toe en bereikte een bedrag van 119,8 millioen te vergelijken met 112,2 millioen in het voorafgaande jaar. Hierbij moet worden opgemerkt, dat in tegenstelling met andere jaren onder de debiteuren is mede-begrepen het saldo-tegoed op de N.V. Gemeenschappelijk Bankkantoor tot een bedrag van 4,5 millioen. Houdt men 42 UITZETTINGEN VAN DE COÖPERATIEVE CENTRALE BOERENLEENBANK EN DE AANGESLOTEN BOERENLEENBANKEN IN OVERHEIDS- EN PARTICULIERE SECTOR (in millioenen guldens) 51.0% 49.0% 79.8% 73.9% 1939 83.2% 11.5% 16,8% 88.5% I 1 CCB BLB CCB BLB Overheid Particulier CCB BLB CCB BLB Overheid Particulier CCB BLB CCB BLB Overheid Particulier De rose kolommen geven aan de uitzettingen van de Coöperatieve Centrale Boerenleen bank. In 1950 was 86,5°.'u (424 millioen) uitgezet in de overheidssector en 13,5"» (66 mil lioen) in de particuliere sector. De rode kolommen geven aan de eigen uitzettingen van de aangesloten Boerenleenbanken. In 1950 was 29,8 °/o (42 millioen) uitgezet in de overheidssector en 70,2" (98 millioen) in de particuliere sector. De groene kolommen geven de gezamenlijke uitzettingen van de Centrale Bank en de aangesloten Boerenleenbanken aan. 43

Rabobank Bronnenarchief

Jaarverslagen Coöperatieve Centrale Boerenleenbank | 1957 | | pagina 23