2000 MAANDOMZETTEN OP LOPENDE REKENINGEN (debet en credit) BIJ DE AANGESLOTEN BOERENLEENBANKEN (in millioenen guldens) De crediet- en voorschotverlening Het beeld van de crediet- en voorschotverlening bij de boerenleenbanken vertoont een veel rustiger en gelijkmatiger verlopend patroon dan in het voorafgaande jaar het geval was. Onge twijfeld ligt de activiteit, die ten deze van de boerenleenbanken wordt gevraagd, nog op hoog peil. Doch het totaal der nieuw verleende voorschotten daalde van no millioen in 1956 tot 92 millioen in 1957. Van maand tot maand deden zich geen grote verschillen voor en het effect van de maatregelen, waardoor binnen onze organisatie de crediet- en voorschotverlening volgens vastgestelde richtlijnen wordt beheerst en geleid, komt in de cijfers geheel tot uiting. Nieuwe voorschotten Aflossingen (in duizenden guldens) 1955 1956 1957 1955 1956 1957 januari 4.201 5.366 6.576 1.859 2.765 2-797 februari 4.519 4.848 7.26l 1-349 1.769 2.307 maart 6.262 7.302 8.II8 1.647 2.383 2.213 april 6.115 6.397 8.4O4 I.6l4 I.848 2.087 mei 6.089 8.137 8.646 I.67O 2.128 2-7x4 juni 6.176 8.75° 8.050 2.013 2.974 3.004 juli 6.313 IO.361 9.206 2.514 2.267 3.063 augustus 5-313 9.267 7.III I.8l6 2.335 2.883 september 5.998 IO.388 6.372 I.984 4.282 2.4II oktober 5.968 14.130 7.321 I.843 2.346 2.644 november 5-951 13.240 6.999 2.145 2.090 2.426 december 7.220 12.140 8.164 6.973 8.30S 10.241 jaartotaal 70.125 110.326 92.228 27.427 35-495 38.790 Het bedrag der per saldo uitstaande voorschotten steeg van 299,6 millioen per 31 decem ber 1956 tot 353 millioen per 31 december 1957. De aflossingen in 1957 bedroegen 12,9% van het per 1 januari 1957 aan voorschotten uitstaande bedrag; voor 1956 was dit 15,8%. De stijging van de debetsaldi in lopende rekening was eveneens aanzienlijk, n.1. 15 mil lioen, echter minder groot dan in 1956, toen deze stijging 19 millioen beliep. De laagste stand deed zich ook dit jaar in dc maanden juli en augustus voor. De stijging nadien was be duidend geringer dan in 1956 het geval was. Voor nieuwe voorschotten bleef ingevolge de richtlijnen de looptijd beperkt en wel tot 20 jaar, nadat aanvankelijk, althans voor voorschotten buiten de landbouw, een maximum loop tijd van 10 jaar had gegolden. De verlening van voorschotten aan leden niet landbouwers geheel binnen de kring en werkingssfeer der boerenleenbank nam geleidelijk toe; per saldo ste gen deze voorschotten aan natuurlijke personen (niet-boeren) met 30,7 millioen tot 94,8 millioen. Het doen van beleggingsuitzettingen buiten de eigen ledenkring bleef voor de boe renleenbanken nog uitgesloten. In de loop van 1957 werden regelingen ingevoerd, volgens welke land- en tuinbouwers, die tengevolge van wateroverlast in 1956 zodanig in de opbrengst van hun oogst waren getroffen, 31

Rabobank Bronnenarchief

Jaarverslagen Coöperatieve Centrale Boerenleenbank | 1957 | | pagina 17