De minimum-garantieregeling voor consumptie-aardappelen behoefde in het voorjaar van 1957 niet op haar kracht te worden beproefd. Hetzelfde gold voor de nieuwe garantie-regeling (voor oogst 1957) in het najaar, welke pas na moeizaam overleg tot stand kwam. Voor fa brieksaardappelen oogst 1957 werd de garantieprijs vastgesteld op 6,85 per 100 kg. tot een hoeveelheid aardappelen, nodig voor een kwantum van 200.000 ton meel. De basisprijs voor suiker van oogst 1957 bedroeg 58,70 per 100 kg. Op voorstel van het Landbouwschap, gedaan in verband met de grote kostprijsverschillen tussen de diverse gebie den, werd op deze suikerprijs een bedrag van 0,50 ingehouden teneinde aan de telers in ge bieden, waar de produktiekosten betrekkelijk hoog zijn, wat hogere prijzen voor suikerbieten te kunnen uitbetalen. De uitvoering van deze gedifferentieerde regeling ging, zoals te ver wachten viel, met vele praktische en psychologische moeilijkheden gepaard. In de loop van het verslagjaar werd de vlasteelt bedreigd doordat vooral ten gevolge van dumpingspraktijken van russische zijde de prijzen ineenstortten. Wel werden pogingen aangewend om in West-Europees verband tot tegenmaatregelen te komen, maar zij konden niet tot een bevredigend resultaat worden gebracht. De garantieprijs van gemiddeld 28,4 cent per kg. melk van 3,7% vet voor het tijdvak no vember 1956november 1957 betekende voor de melkveehouders een aanzienlijke verbetering; voor het melkprijsjaar 1955/56 bedroeg de garantieprijs 24 cent -|- voor de lichtere gronden 1,7 cent. Op verzoek van het Landbouwschap werd ook voor j 956/57 een differentiatie in de garantieprijs toegepast, zodat deze zou bedragen 28,8 cent voor alle gebieden met uitzondering van de kleiweidestreken van Friesland en Noord-Holland en dienovereenkomstige gebieden. De moeilijkheden van allerlei aard, welke bij de toepassing van deze differentiatie werden ondervonden, hebben bevorderd, dat het landbouwschap aan de regering heeft voorgesteld voor de periode november 1957november 1958 slechts één algemene garantieprijs vast te stellen. Mede doordat dr Mansholt aftrad als Minister van Landbouw, waren op het einde van het verslagjaar door de regering nog geen beslissingen ten aanzien van het nieuwe melk- prijsbeleid getroffen. De ontwikkeling op de zuivelmarkt baarde in dit jaar bijzonder grote zorgen. De totale melk- aanvoer (1957) lag bijna 2% boven die van het voorafgaande jaar. De aanvoer daalde in Gro ningen, Friesland en Utrecht en steeg in de overige provincies. Het gemiddeld vetgehalte lag met 3>73% een weinig beneden dat van 1956 (3,75%). Wat de bestemming van de melk be treft was de ontwikkeling in het verslagjaar ten opzichte van die in het vorige jaar als volgt: de boterproduktie was bijna even groot, kaas werd ruim 6% meer geproduceerd, terwijl de produktie van melkpoeder en condens een stijging van 9,5% resp. een daling met 3,5% te zien gaven. Het binnenlandse verbruik van gestandaardiseerde melk daalde met 2,7%, maar nam in niet onbelangrijke mate toe voor wat betreft room, koffiemelk en andere melkproducten. De afzet, met name de uitvoer van zuivelprodukten, was vooral in het najaar teleurstellend, hetgeen onder meer tot uiting kwam in een omvangrijke inlevering van boter bij het In- en Verkoopbureau voor Zuivelprodukten. Ondanks het feit, dat ditmaai vroegtijdig een aanvang werd gemaakt met dc verkoop van koelhuisboter in het binnenland, had het I.V.Z. op het einde van het verslagjaar nog grote voorraden. Verwacht moest worden, dat de gemiddeld 22 door de melkveehouders gemaakte prijs voor hun melk over november 1956november 1957 ongeveer 4 cent beneden de gemiddelde garantieprijs van 28,4 cent zou liggen. De slachtveemarkt was in het verslagjaar, omstandigheden als een scherpe Britse concurren tie in aanmerking genomen, betrekkelijk stabiel en de prijzen waren alles bij elkaar behoorlijk. De varkensmarkt bleef gedurende het gehele verslagjaar uiterst zwak en ondanks maatregelen van het Produktschap voor Vee en Vlees lagen de varkensprijzen steeds beneden de kostprij zen. De langdurige ongunstige marktsituatie leidde echter pas in het najaar ertoe, dat het aantal dekkingen terugliep. Nadat ongeveer anderhalf jaar overleg was gepleegd over een nieuw varkensbeleid, maakte de regering in december haar beslissing bekend: voor 1958 zal uit het Landbouw Egalisatiefonds een bedrag van ten hoogste 30 millioen voor de varkens houderij beschikbaar worden gesteld. Hiervan mag maximaal 10 millioen worden aange wend voor marktordening en de rest zal via een toeslag achteraf aan de varkenshouders moeten worden uitgekeerd. Het bedrijfsleven was geenszins verheugd over deze beslissing en de reeds maandenlang gaande zijnde discussies over een beheersing of zelfs beperking van de varkensstapel door middel van de prijs of door toewijzingen bleven aan de gang. Tot het najaar lagen de prijzen van eieren op een ongekend laag niveau. In vele landen was de pluimveestapel in 1956 uitgebreid, Groot-Brittanië was uitgevallen als importland en ging in het voorjaar zelfs eieren uitvoeren. De positie van de pluimveehouderij werd. mede ten ge volge van de hoge monopolieheffingen op voergranen, kritiek en door velen werd aangedron gen op een garantieregeling voor eieren. Zover is het in het verslagjaar niet gekomen. Het na jaar bracht gunstiger prijzen en de onderhandelingen rondom het garantiebeleid voor varkens deden duidelijk uitkomen, dat de regering niet erg genegen zou zijn over te gaan tot een be vredigende garantieregeling voor de pluimveehouderij. Ondanks al deze moeilijkheden bereikte de waarde van de uitgevoerde eieren en andere pluimveeprodukten in het verslagjaar een record van ongeveer 520 millioen, waarvan eieren en slachtpluimvee resp. 375 en 105 millioen voor hun rekening namen. Met een uitvoer van 2700 millioen eieren was Nederland opnieuw het grootste exportland ter wereld. Het totale binnenlandse verbruik werd op ongeveer 2 milliard stuks geraamd. Voor de tuinbouw waren de resultaten in het verslagjaar, alles bij elkaar genomen en met de nodige uitzonderingen, bevredigend. De waarde van de op de veilingen aangevoerde groen ten en fruit lag ongeveer 25 millioen hoger dan de waarde van het voorafgaande jaar, toen een omzet van 530 millioen werd bereikt. Bij de afzet konden over het het algemeen goede prijzen worden gemaakt. De export van tomaten bereikte in dit jaar een hoeveelheid van 125 millioen kg. Er waren echter ook verschillende schaduwzijden: de kosten in de tuinbouwsector bleven stijgen tengevolge van de loon- en prijsstijgingen en de omvangrijke nieuwe investeringen. De afzet van bewaarkool en herfstsla stuitte op grote moeilijkheden en vele fruitkwekers, vooral die in de Betuwe en Utrecht, hadden geen of slechte minimale oogsten. De bloembollenhandel, welke aanvankelijk tegenvallende prijzen te zien gaf, v as uiteindelijk ook in het verslagjaar alleszins bevredigend. De telers van bollen en ook de kwekers van bloe men en van bloemkwekerijprodukten kunnen op een goed jaar terugzien. 23

Rabobank Bronnenarchief

Jaarverslagen Coöperatieve Centrale Boerenleenbank | 1957 | | pagina 13