Uit deze cijfers blijkt, dat de inlagen gedurende het gehele eerste halfjaar 1957 lager waren
dan in de overeenkomstige periode in 1956. Het tweede halfjaar vertoonde enige verbetering,
daar de inlagen in de maanden juli en november 1957 hoger en in december 1957 gelijk waren
aan de inlagen van de corresponderende maanden in 1956. Een zelfde beeld vertoonden de terug
betalingen. Gedurende de eerste vijf maanden van 1957 waren de terugbetalingen hoger dan
in het eerste halfjaar 1956. Daarna trad enige verbetering op, daar in de maanden juni en sep
tember 1957 de terugbetalingen procentueel lager waren dan in dezelfde maanden van 1956.
Over het gehele jaar genomen daalden de inlagen van 47,2% van het totale spaartegoed
in 1956 tot 45,9% *n Ï957* De terugbetalingen stegen van 40,5% van het totale spaarte
goed in 1956 tot 44,6% in 1957. De relatieve daling van de inlagen was in 1957 dus 1,2%
(2,9%) en de relatieve stijging van de terugbetalingen bedroeg in 1957 4,1% (1,4%).
Hieruit blijkt, dat de daling van het spaarsaldo in 1957 in de eerste plaats veroorzaakt
werd door een relatieve stijging van de terugbetalingen. Ongetwijfeld speelt hierbij een rol
de stijging van de rente op de kapitaalmarkt. De Nationale Woningbouwlening (6%) en de
Rentespaarbrieven hebben zeker vele millioenen aan de spaarinstellingen onttrokken.
Willen de besparingen in voldoende mate blijven toevloeien om de noodzakelijke investe
ringen te financieren, dan zal een politiek gericht op een handhaving van de waarde van het
geld een eerste vereiste zijn. Dat daarnaast extra stimulansen voor het sparen nodig zijn, ten
einde daardoor zowel de overbesteding tegen te gaan als de noodzakelijke financieringsmid
delen te verkrijgen, is evident.
Vrijstelling van rentebedragen op spaarboekjes (b.v. tot 300,van inkomstenbelasting
alsmede premiëring van overheidswege van bedrijfsspaarregelingen zouden ongetwijfeld
werkzame besparingsstimulansen opleveren.
Voor een verdere vergelijking van de ontwikkeling der spaarbeweging bij de verschillende
spaarinstellingen moge worden verwezen naar onderstaande tabel.
Rijks
postspaarbank
Algemene
Spaarbanken
Boerenleenbanken
Utrecht
Eindhoven
1. Overzicht van de stortingen en terugbetalingen bij de spaarinstellingen (in millioenen guldens)
Stor- Terug-
tingen betalingen
Stor- Terug-
tingen betalingen
Stor- Terug-
tingen jbetalingen
Stor- Terug-
tingen betalingen
Stor- Terug-
tingcn betalingen
1954
1955
1956
1957
476 1 408
607 45°
732 559
662 665
815 621
957 743
1.014 912
1.042 1.102
927 797
1.018 825
1.054 932
1.254 1.102
635 552
669 562
681 616
778 711
292 245
349 1 263
373 326
476 392
2. Saldo tegoed per boek
e (x f 1,
1933/7
1950
1951
1952
1953
1954
1955
1956
1957
242
352
327
325
331
340
368
404
407
407
467
447
466
517
592
640
665
642
831
1.291
1.275
1-324
2-397
1-496
1.569
1.635
1.608
864
1.266
1.247
1.289
2-371
1.480
2.538
2.567
1.617
762
2-344
2-333
2.398
2-453
1.528
1.663
1.781
2-593
3. Aantallen spaarboekjes
bij de spaarinstellingen (x iooo)
1933/7
1950
1951
1952
1953
1954
1955
1956
1957
2.274
3-877
3-971
4.115
4-239
4-417
4.608
4.725
4.806
1.221
2.394
2.468
2.551
2.648
2.709
2.901
3-024
3.120
528
1.218
1.240
1.296
i.34*
1.368
1.458
1.508*)
1.672
365
826
838
886
927
925
980
1.027
1.065
163
392
402
410
424
443
469
481
607
Voorlopig.
18
Gang van zaken in land- en tuinbouw
Algemeen.
Het verslagjaar was voor de Nederlandse land- en tuinbouw een zeer bewogen jaar. De
wisselvallige weersomstandigheden betekenden soms meevallers en soms tegenvallers voor de
producenten. De herziening van enkele uitgangspunten voor de kostprijsberekeningen en de
daaruit voortvloeiende verhoging van verschillende garantieprijzen gingen met uitvoerige en
vaak felle discussie gepaard. Hierbij werd, vooral van regeringszijde, de noodzaak bepleit van
een actief beleid tot verbetering van de landbouwstructuur en werd aangedrongen op de invoe
ring van wettelijke regelingen, zoals vestigingseisen voor beginnende boeren. Van verstrekken
de betekenis, zeker op wat langere termijn, voor de Nederlandse land- en tuinbouw was het
feit, dat de regeringen van Italië, Frankrijk, West-Duitsland, Luxemburg, België en Neder
land het eens werden over een verdrag tot instelling van een europese economische gemeen
schap; op het einde van het verslagjaar was in alle 6 landen de goedkeuring hiervan door de
Parlementen verkregen.
Op de internationale markten vertoonden de prijzen van diverse agrarische produkten, zoals
granen, zuivelprodukten, varkensvlees en eieren, weinig of geen verbetering. Zulks had onder
meer tot gevolg, dat de behoefte van de landbouw aan overheidshulp toenam en verschillende
sectoren van de landbouw mede ten gevolge van de ontwikkeling der kosten in een moei
lijker positie geraakten. De situatie met betrekking tot de afzet en prijzen van groenten, fruit
en andere tuinbouwprodukten was in het verslagjaar, over het geheel genomen, niet onbevre
digend.
Terwijl het voorjaar in het algemeen gunstig weer bracht, werden veie fruittelers zwaar ge
troffen door de nachtvorst; daardoor was de oogst van hard fruit veel kleiner dan normaal.
De telers, welke een goede of matige oogst hadden, konden bij de hoge prijzen bevredigende
resultaten boeken, zulks in tegenstelling tot de fruitkwekers, die door de nachtvorst zware scha
de ondervonden. De langdurige regenperiode berokkende grote moeilijkheden bij de oogst van
granen en aardappelen. In enkele streken, vooral in het Zuid-Westen van het land, viel de
aardappelteelt voor vele boeren zeer ongunstig uit. Het mooie najaarsweer leidde tot een hoge
melkaanvoer, een langduriger aanvoer van zomer- en najaarsgroenten en tot een betrekkelijk
voorspoedige bietencampagne.
Het duurde vele maanden voordat de beslissing viel ten aanzien van de voorstellen, door
het Landbouwschap in oktober 1956 ingediend omtrent de herziening van het garantieprijsbe-
leid. Het bleek de regering, die tegelijkertijd maatregelen moest voorstellen tot inperking en
afremming van de nationale bestedingen, niet gemakkelijk te vallen tot een beslissing te ko
men. Het steeds groeiend ongeduld van de boeren werd op allerlei wijzen tot uitdrukking ge
bracht. Het parlement had ernstige bezwaren tegen enkele onderdelen van de regeringsvoor
stellen ten aanzien van de landbouw. Zulks kwam vooral tot uiting met betrekking tot de voor
gestelde blokkering van de hogere vergoeding voor grond en gebouwen, die in de kost- en
garantieprijzen was verwerkt. Deze blokkering op naam van de eigenaars is later in verband met
grote moeilijkheden bij de uitvoering, omgezet in een uitstel van betaling met één jaar, die
alleen zou gelden bij de melk.
19