Onderstaand overzicht laat zien, dat in tegenstelling met 1955 de stijging in 1956 in belang rijker mate plaats vond in de sector van de tuinbouw, n.1. met 5,3 millioen, dan in de sector van de akker- en weidebouw, waar de stijging 4,7 millioen bedroeg. Voor wat de bij onze Centrale Bank aangesloten boerenleenbanken betreft, lag het zwaartepunt echter opnieuw in de sector van de akker- en weidebouw met een stijging van 2,6 millioen tegenover een stij ging van 2,3 millioen in de sector van de tuinbouw. Stichting Borgstellingsfonds voor de Landbouw (in duizenden guldens) Stand Stand Stand per 31 dec. 1954 per 31 dec. 1955 per 31 dec. 1956 Aantal posten Garantie Aantal posten Garantie Aantal posten Garantie Akker- en weidebouw Tuinbouw Diversen 942 1-495 4.647 ".30? 1.846 2.159 56 9.405 14.992 835 2.550 2.988 60 14.121 20.297 909 Totaal 2-437 15-954 4.061 25.232 5.598 35.327 waarvan verstrekt door: C.C.R.B. Utrecht C.C.B. Eindhoven Andere financiële instellingen 1.234 1.147 56 7.381 6.786 1.787 x.661 2.314 86 10.260 12.590 2.382 2.413 3-057 128 I4-9"72 17.582 2-773 Totaal 2-437 15-954 4.061 25.232 5-598 35-327 C.C.B. Eindhoven: Akker- en weidebouw Tuinbouw Agrarische Industrie 523 624 1.974 4.812 1.156 j.107 5* 5.276 7.020 294 1.571 1-435 5i 7-937 9.351 294 Totaal I.Ï47 6.786 2.314 12.590 3-057 17.582 De activiteit van de provinciale waarborginstituten voor de tuinbouw breidt zich geleidelijk uit; het Provinciaal Waarborg Instituut in de provincie Gelderland heeft in 1956 zijn werk zaamheden aangevangen en geeft blijk, mede gezien de aanvragen, welke in de eerste maan den van 1957 in behandeling kwamen, in een behoefte te voorzien. In de provincies Overij- sel, Groningen, Drente en Utrecht zijn waarborginstituten opgericht, terwijl ook in de pro vincie Noord-Brabant de oprichting van een waarborginstituut in voorbereiding is. Wij laten hierachter de gebruikelijke tabel volgen, die aangeeft, hoe de voorschotten en credieten over de verschillende groepen voorschot- en credietnemers zijn verdeeld. Verge lijking met de cijfers per 31 december 1955 doet, voor wat de voorschotten betreft, een ver schuiving zien naar de beleggingsuitzettingen buiten de landbouw. Zoals reeds is opgemerkt, heeft deze ontwikkeling in de loop van november aanleiding gegeven tot maatregelen, waar door de crediet- en voorschotverlening wordt teruggebracht tot het terrein, dat in de eerste plaats de taak der boerenleenbanken is: de financiering van de kapitaalsbehoefte op korte en middellange termijn van de eigen leden. Voor wat de credietverlening betreft, blijkt uit de tabel het effect van de nieuwe statutaire mogelijkheid om ook de leden, die een ander be drijf uitoefenen dan het landbouwbedrijf, crediet in lopende rekening te verlenen. Het aandeel van de credietverlening aan deze leden in de totale credietverlening steeg van 7,4% tot 10%. 32 VERSTREKTE VOORSCHOTTEN EN AFLOSSINGEN OP VOORSCHOTTEN BIJ DE AANGESLOTEN BOERENLEENBANKEN (in millioenen guldens) aflossingen verstrekte voorschotten

Rabobank Bronnenarchief

Jaarverslagen Coöperatieve Centrale Boerenleenbank | 1956 | | pagina 18