Nederlandsche Bank, noopten tot maatregelen ter breideling van deze credietverlening. Diens
volgens werden in de loop van november 1956 aan de boerenleenbanken nieuwe richtlijnen
medegedeeld, welke door de Centrale Bank zouden worden gehanteerd bij de beoordeling
van goedkeuringsaanvragen voor voorschotten en credieten der aangesloten boerenleenbanken.
Door deze richtlijnen werd het verlenen van nieuwe credieten en voorschotten beperkt tot de
leden der bank en werden de looptijden van de voorschotten ingekort tot 20 jaar in de land
bouw en tot 10 jaar daarbuiten.
De reeds in het vorige jaarverslag gesignaleerde toename van de uitleningen op langere
termijn dan 20 jaar ging ook in het verslagjaar door, totdat de gemelde maatregelen hiertegen
een rem vormden. Uitzettingen op een termijn langer dan 10 jaar doch korter dan 20 jaar
kunnen na de reeds meer genoemde beperkingsmaatregel nog slechts voorkomen bij wijze van
beleggingsvoorschotten in de landbouw. Het doen van beleggingsuitzettingen buiten de land
bouw werd door de getroffen maatregelen practisch onmogelijk. Wij herhalen de opmerking
uit het vorige jaarverslag, dat bij de boerenleenbanken uitstaande voorschotten in het algemeen
kunnen worden opgezegd met inachtneming van een opzeggingstermijn van ten hoogste 3
maanden.
Ook de verlening van voorschotten met een looptijd niet langer dan 10 jaar en van credie
ten op lopende rekening, beide voorzoveel betreft uitzettingen aan leden ter verbetering of
instandhouding van hun bedrijven, die door de maatregelen tot matiging van de credietuitzet-
ting bij boerenleenbanken, niet werden getroffen, heeft in 1956 op een veel hoger peil gele
gen dan in voorafgaande jaren. De goedkeuringen van de Centrale Bank voor deze uitleningen
bedroegen in de jaren 1954, 1955 en 1956 resp. 19,6 millioen, 29 millioen en 39,4 mil-
lioen. Hierbij zijn dan nog buiten beschouwing gebleven de credieten en voorschotten, welke
wegens de geringe hoogte (bij de meeste boelenleenbanken beneden 3.000,volgens de
geldende statuten zonder goedkeuring der Centrale Bank mogen worden gegeven.
Het op de bevordering van het landbouwcrediet gericht beleid van onze Centrale Bank
heeft de strekking om juist deze crediet- en voorschotverlening met een looptijd van niet
langer dan 10 jaar aan leden ter instandhouding en verbetering van hun bedrijven open te
houden bij alle boerenleenbanken, ook indien deze daarvoor zelf onvoldoende middelen zou
den bezitten. Dit is met name van belang voor de voorschotverlening onder garantie van het
Borgstellingsfonds voor de Landbouw.
Uit de hierna volgende tabel blijkt, dat ook in 1956 van de voorschotverlening onder ga
rantie van dit Borgstellingsfonds in ruime mate gebruik is gemaakt. Het bedrag der gestelde
garanties heeft thans een grotere hoogte bereikt dan het bedrag van 25 millioen, dat
oorspronkelijk uit de z.g. tegenwaarde-rekening als kapitaal in het Fonds werd gestort. Over
leg met het Ministerie van Landbouw, waarbij de Coöperatieve Centrale Raiffeisen-Bank te
Utrecht mede was betrokken, heeft tot de conclusie gevoerd, dat in verband met opzet en
werkwijze van het Fonds de door het Borgstellingsfonds te stellen garanties zich niet tot het
in het Fonds gestorte bedrag van 25 millioen behoeven te beperken. Thans geldt als plafond
een garantiebedrag ad 50 millioen.
30
DEBETSALDI OP LOPENDE REKENINGEN
BIJ DE AANGESLOTEN BOERENLEENBANKEN
(in millioenen guldens)