1 559
Herkomst van spaartegoeden bij de Boerenleenbanken in procenten van het totale spaartegoed
Gelderland:
Landbouwers en ex-landbouwers
Arbeiders
Middenstanders
Overige spaarders
i-i-'55 30-11-55 31-12-56
62.5 60,5 56,4
ix,8 13,4 14,4
14.6 14,8 16,9
11,1 11,3 12,3
Totaal
Overijsel:
Landbouwers en ex-landbouwers
Arbeiders
Middenstanders
Overige spaarders
Totaal
T00,0 100,0 100,0
66,2 59,3 55,6
15,9 20,0 22,6
7,8 8,6 9,8
10,1 12,1 12,0
100,0 100,0 100,0
Duidelijk blijkt uit deze cijfers, dat het aandeel in de spaargelden bij deze boerenleenban
ken afkomstig van arbeiders en middenstanders snel stijgt. In de afgelopen twee jaren steeg
dit aandeel in de provincie Gelderland van 26,4% tot 31,3% en in de provincie Overijsel
van 23,7% tot 32,4°/c- Nu de spaarmogelijkheden in de agrarische sector als gevolg van de
belangrijke daling van bet aandeel van de agraiische bevolkingsgroep in het nationale inko
men zo sterk daalde als in de laatste jaren het geval was, n.1. van 14% in 1952 tot 11% in
1956, is de aantrekking van spaargelden van andere bevolkingsgroepen voor de boerenleen
banken van toenemende betekenis.
Dit spreekt vooral daarom zo sterk, omdat anderzijds de financieringsbehoeften in de land
bouw nog steeds stijgen al naar mate ter verhoging van de arbeidsproductiviteit de kapitaals
intensiteit in de landbouw steeds hoger wordt opgevoerd.
Voor een verdere vergelijking van de ontwikkeling der spaarbeweging bij de verschillende
spaarinstellingen moge worden verwezen naar onderstaande tabel.
Rijks
postspaarbank
Algemene
spaarbanken
Boeren
leenbanken
Utrecht
Eindhoven
1. Overzicht
van de stortingen en terugbetalingen bij de spaarinstellingen
in millioenen guldens)
Stor- Terug-
tingen betalingen
Stor- Terug-
tingen betalingen
Stor- Terug-
tingen betalingen
Stor
tingen
I Terug
betalingen
Stor
tingen
Terug
betalingen
1954
2955
,956
476
607
732
408
450
815 621
957 743
1.006 905
927 797
I.OI8 825
I.O54 931
635
669
681
552
562
615
292
349
373
245
263
316
2. Saldo tegoed per boek
e (x f 1,
1933/7
1950
1951
1952
1953
1954
1955
1956
242
352
327
325
331
340
368
406
407
467
447
466
517
577
638
662
831
I.29I
1.275
I.324
1-397
I.496
I.569
I.613
864
1.266
1.247
1.289
1.371
1.481
1.538
1-575
761
1.344
1-333
1.398
1-453
1.528
1.632
1.689
3. Aantallen spaarboekjes
bij de spaarinstellingen (x iooo)
1933/7
1950
1951
1952
2953
1954
2955
1956
2.274
3-877
3-971
4.115
4.239
4-425
4.607
4.700
1.221
2.394
2.468
2.551
2.648
2-779
2.911
3.026
528
1.218
I.24O
I.296
I.34I
I.368
1.458
1.527
365
826
838
886
917*)
925
980
1.020
163
392
402
410
424
443
478»)
597*)
Voorlopig.
16
Gang van zaken in land- en tuinbouw
Het verslagjaar bracht voor de nederlandse landbouw niet de gewenste kentering in de con
junctuur: opnieuw was de economische situatie voor het merendeel van de landbouwbedrijven
allesbehalve gunstig. Het kostenpeil liep voor de agrarische bedrijven nog verder op, waarte
genover vaak geen compensatie in de vorm van een stijging van de opbrengstprijzen stond.
Meer bevredigend was over het algemeen de situatie in de tuinbouw.
Tengevolge van de strenge winter kwamen vele landbouwbedrijven en tal van tuinbouw
bedrijven voor grote extra uitgaven, b.v. voor de aankoop van veevoeder en dure kolen, te
staan. Na een koud en guur voorjaar, dat de groei van gras en van produkten van akker- en
tuinbouw vertraagde, kwam een langdurige peiiode van regen. De overvloedige regen berok
kende de nederlandse land- en tuinbouw aanzienlijke schade, welke op enige honderden
millioenen wordt gesteld. Door de wateroverlast kwamen duizenden bedrijven in zeer grote
moeilijkheden. Vooral in Overijsel werden hierdoor vele bedrijven waarvan een groot
deel ook in 1954 door overstroming ernstige financiële offers geleden had zwaar getrof
fen. Maar ook in andere streken, vooral in de zandstreken van Z.O. Nederland, waren vele
boeren en tuinders, die ernstige schade leden. De geregistreerde schade bij ruim 10.000 be
drijven, welke registratie zich beperkte tot de door de wateroverlast meest getroffen gebieden
en tot de bedrijven, die tengevolge van de weersomstandigheden 30% of meer van hun nor
male oogstopbrengst moesten missen, beliep meer dan 50 millioen. Het Landbouwschap
besloot via een heffing een bedrag van rb 1 millioen bijeen te brengen om enige hulp te
kunnen verlenen. De provinciale overheid nam het initiatief tot een aanvullende voorschotver
lening door de boerenleenbanken onder garantie van de provincie. Eerst in het lopende boek
jaar volgde de centrale overheid dit voorbeeld met de ontwikkeling van een analoog plan tot
aanvullende voorschotverlening met gedeeltelijke overneming van de rentelast.
Over het geheel genomen lagen de prijzen van groenten en andere producten van de tuin
bouw op een behoorlijk peil, zodat de financiële uitkomsten van de tuinbouwbedrijven, voor
zover de productie door het weer niet te zeer tegenviel, alles bij elkaar bevredigend waren.
Maar onder de boeren nam in het verslagjaar de ontevredenheid geleidelijk toe; zij zagen de
rentabiliteit van hun bedrijven en daarmede hun inkomen dalen, zodat de stijging van de wel
vaart hun voorbijging. Bij de behandeling in de Staten Generaal van het landbouwbeleid
en met name van de garantieprijs voor melk bleek de regering niet bereid tot herziening van
de garantieprijzen over te gaan. Bij de lage prijzen en ongunstige financiële resultaten werd de
financiering van het bedrijf een steeds ernstiger probleem. Reserves tot dekking van tegenval
lers en 1956 bracht met zijn slecht weer voor vele boeren grote tegenvallers bleken onvol
doende of waren er eenvoudig niet.
Steeds nijpender werd ook het probleem van de arbeidsvoorziening. Vooral tengevolge van
de zuigkracht van andere bedrijfstakken, waar hogere lonen werden betaald, nam het aantal
landarbeiders zienderogen af. Op de vele gezinsbedrijven, waar de ruime afvloeiing van kin
deren naar niet-agrarische beroepen verder voortgang vond, moesten boer en boerin het over
grote deel van de werkzaamheden zelf verrichten.
Het was begrijpelijk, dat de moeilijke situatie voor de landbouw waarbij het ook voor
kundige en hard werkende boeren steeds moeilijker werd de touwtjes aan elkaar te knopen
aanleiding gaf tot vele uitingen van boerenzijde, waarin een herziening d.w.z. verhoging van
17