*Vs%- 10 11 Ook de binnenlandse emissies zorgden voor een grote levendigheid op de kapitaalmarkt. Het totale bedrag daarvan bedroeg niet minder dan 1.453 millioen tegenover 631 millioen in 1954. De geldmarkt gaf een voortdurende afwisseling te zien van perioden van ruimte en van schaarste. De Nederlandsche Bank en de Agent van het Ministerie van Financiën wisselden elkaar af bij het afgeven van schatkistpapier, terwijl er ook perioden waren, dat geen van beide instanties papier verstrekten. Het afgiftetarief voor jaarpromessen lag sinds 18 April 1955 op 1%, hetgeen hoger was dan in 1954 toen disconto's van en Yffo golden. Voor 5-jarige schatkistbiljetten bleef het afgiftetarief op 1%% (rentebasis) gehandhaafd. In de maand Februari van het lopende jaar kwam hierin verandering, toen De Nederlandsche Bank ertoe overging om 5-jaars schatkist papier af te geven tegen een disconto van 2%, hetgeen gelijk staat met een rente van ruim In het licht van deze ontwikkeling heeft het ons verwonderd, dat de Minister van Finan ciën tegen het einde van het verslagjaar wederom een renteverlaging op de Boerenleenbank rekening voor het nieuwe jaar aankondigde. Terwijl voor de bedragen, die tenminste een jaar op deze rekening uitstonden, in 1955 een rente van 2% gold, is dit tarief voor 1956 ver laagd tot 11/4%. Voor de bedragen, die korter dan een jaar op de rekening hebben uitgestaan, zal een rente van 1 (4% gelden tegenover H/^% in 1955. Wij hebben niet nagelaten de Minister erop te wijzen, dat het besluit tot renteverlaging naar onze mening niet in overeenstemming was met de marktsituatie, die toen reeds een ten dens tot stijging vertoonde, waarop, naar wij mochten verwachten, de rente op de Boeren leenbankrekening zou worden afgestemd. Nu de rentevergoeding op de Boerenleenbankrekening is gebracht beneden het afgifte-tarief voor 5-jaars schatkistpapier en overigens geacht kan worden te liggen beneden de op de geld markt geldende rente, hebben wij besloten gebruik te maken van voordeliger aanbiedingen voor overeenkomstige rekeningen bij algemene banken. Daarmede hebben wij ons meer dan 7 jaar bestendig beleid om tenvolle gebruik te maken van de stortingsmogelijkheden op de z.g. Boerenleenbankrekening, die voor 's Rijks Schatkist, afgezien van de monetair gunstige wer king, een aantrekkelijke financiering betekende, beëindigd. Uitvoering Wet Toezicht Credietwezen In ons vorige jaarverslag konden wij vermelden, dat de werkingsduur van de Wet Toezicht Credietwezen, welke wet oorspronkelijk met ingang van 1 Januari 1955 buiten werking zou tre den, ingevolge een nieuwe wet met twee jaar was verlengd. Tot onze voldoening nam De Nederlandsche Bank het standpunt in, dat een ontwerp voor een nieuwe wet, die op 1 Januari 1957 in de plaats zou kunnen treden van de thans bestaan de, in nauw overleg met de verschillende representatieve organisaties van het bedrijfsleven zou moeten worden opgesteld. Dit heeft ertoe geleid, dat ook onze instelling gedurende het verslag jaar meer dan eens haar mening met betrekking tot de onderhavige materie, zowel schriftelijk als mondeling, ter kennis van De Nederlandsche Bank heeft kunnen brengen. Daarbij werd, zoals gebruikelijk, nauw contact onderhouden met onze zusterinstelling te Utrecht. In het begin van het lopende jaar werd een ontwerp van wet tot vervanging van de bestaan de Wet Toezicht Credietwezen bij de Staten Generaal ingediend. Wij zijn van mening, dat dit nieuwe ontwerp in verschillende opzichten verbeteringen vertoont ten opzichte van de be staande regeling. Inmiddels werd aan de toepassing van de geldende Wet Toezicht Credietwezen verdere uit breiding gegeven. Dit leidde tot de bekendmaking van De Nederlandsche Bank van 20 Mei 1955 (Nederland se Staatscourant no. 105), waarin voor de centrale credietinstellingen de vorm werd voorge schreven voor de in te dienen maandstaten. Dit model is in het algemeen hetzelfde als voor de handelsbanken. Voortgezet werd het reeds in 1954 begonnen overleg over de toepassing van artikel 11 der Wet Toezicht Credietwezen, in welk artikel het geven van algemene voorschriften betreffende liquiditeit en solvabiliteit geregeld is. Dit overleg is geëindigd met een mededeling van De Nederlandsche Bank aan de Nederlandse Bankiersvereniging en de beide centrale landbouw- credietinstellingen, gedaan in April 1955, volgens welke De Nederlandsche Bank, zolang de bestaande wet van kracht is, geen algemene voorschriften ex artikel 11 aan de genoemde groepen credietinstellingen zal geven. In plaats daarvan stelde De Nederlandsche Bank enkele richtlijnen vast, die zij als normen zal bezigen bij het uitoefenen van het z.g. bedrijfseconomi sche toezicht. Het niet voldoen aan deze richtlijnen zal door De Nederlandsche Bank wor den beschouwd als teken van een ontwikkeling, die voor de solvabiliteit of de liquiditeit van de betrokken credietinstelling gevaarlijk is of zou kunnen worden, zodat toepassing van arti kel 17 der wet (inzake het geven en publiceren van een advies) zal kunnen volgen. De bedoelde richtlijnen kunnen in het kort als volgt worden samengevat: Voor de toetsing van de solvabiliteitsverhoudingen zijn bepaalde activa aangewezen, waar tegenover 10% aan eigen vermogen aanwezig moet zijn (het betreft hier in hoofdzaak officieel genoteerde effecten, voorzover niet ten laste van Nederlandse overheidslichamen en hypothe ken) en andere activa, waartegenover een dekking van 20% eigen vermogen wordt geëist. (Voor onze instelling gaat het hier in hoofdzaak om de credietverlening aan landbouwcoöpe raties, voor zover niet gedekt door hypotheek). Onder eigen vermogen wordt daarbij verstaan het geplaatste kapitaal en de reserves vermeerderd met een bedrag, overeenkomende met de ge zamenlijke statutaire aansprakelijkheid der leden met dien verstande, dat deze aansprakelijkheid in verband met deze regeling niet hoger wordt genomen dan tweemaal het nominale bedrag van het geplaatste aandelenkapitaal. Voor de toetsing van de liquiditeitsverhoudingen zijn eveneens richtlijnen vastgesteld. Hier in is het begrip „liquiditeit" ruimer genomen dan in de in 1954 tot stand gekomen, maar slechts voor moeilijke omstandigheden op monetair gebied bedoelde, sociaal-economische rege-

Rabobank Bronnenarchief

Jaarverslagen Coöperatieve Centrale Boerenleenbank | 1955 | | pagina 6