6 7 De hierna volgende bespreking van de jaarstukken, die door enige algemene beschouwin gen wordt voorafgegaan, is als volgt ingedeeld: Algemene internationale situatie Economische situatie van Nederland Monetaire situatie. Geld- en kapitaalmarkt Uitvoering Wet Toezicht Credietwezen Vergelijkend overzicht van de ontwikkeling bij verschillende spaarinstellingen Gang van zaken in de Nederlandse land- en tuinbouw Gang van zaken bij de boerenleenbanken Gang van zaken bij de Centrale Bank Organisatie en werkzaamheid van de Centrale Bank. Algemene internationale situatie In internationaal politiek opzicht was 1955 een moeilijk jaar. De geest van Genève was slechts een kortstondig leven beschoren en daarmede bleven vele bestaande problemen onopge lost en nieuwe ontstonden. Op basis van een hoog productie-niveau kon de wereldhandel zich verder uitbreiden. Ook de Verenigde Staten, die zich geheel herstelden van de terugslag van 1954, gaven een uitgesproken hausse-beweging te zien. Deze ging gepaard met een aanzienlijke vermindering van de werkloosheid, in verschillende landen gevolgd door een tekort aan ar beidskrachten in bepaalde bedrijfstakken. Bleven in Amerika zowel de groot- als de kleinhandels prijzen stabiel, onder meer als gevolg van lagere prijzen voor landbouwproducten, waardoor prijsstijgingen elders werden gecompenseerd, in verschillende andere landen verkreeg de loon- en prijsbeweging een inflatoir karakter, d.w.z., dat de waarde van de munteenheid daardoor werd bedreigd. Dit was in het bijzonder het geval in het Verenigd Koninkrijk, waar een sterk verhoogde invoer als gevolg van bovenmatige binnenlandse bestedingen, die niet door een verhoogde uitvoer werd gecompenseerd, de goud- en deviezenreserves onder een sterke druk plaatste. Hiertegen werd met krachtige monetaire en fiscale maatregelen gereageerd, zo als een verhoging van het bankdisconto tot 41/2%1)> een door de handelsbanken op verzoek van de Bank of England intens toegepaste credietbeperking en een verhoging van de winst-, inkomsten- en omzetbelasting. Frankrijk, België en Duitsland hadden, zij het in mindere mate dan Engeland, met dezelfde problemen te kampen, als gevolg van de gestegen industriële productie, de volledige inbeslag neming van het arbeidsreservoir, ja zelfs een overspanning daarvan, gepaard gaande met toene mende looneisen van de kant van de werknemers. In de genoemde landen werden overeen komstige maatregelen getroffen als in Engeland, die evenwel niet zover behoefden te gaan. De inflatie-dreiging in sommige landen en de daarmede samenhangende ongunstige beta lingsbalansposities ten spijt, mag gelukkig worden geconstateerd, dat in het algemeen gespro ken ter beteugeling van deze gevaren de toevlucht niet werd genomen tot invoerbeperking en andere handelsbelemmeringen, waardoor het vrije goederen- en kapitaalverkeer tussen de ver schillende landen zou zijn geremd. De les van de dertiger jaren is blijkbaar niet vergeten. De algemene aanvaarding van een mechanisme, dat de inflatie-dreiging bestrijdt zonder hinder aan het vrije internationale handels- en betalingsverkeer is bemoedigend en wel in het bijzon der, omdat de toepassing van deze methode zich leent voor een coördinatie op internationaal niveau. Eenheid van economische doelstelling, hoe belangrijk ook voor dit ogenblik, zal in de toe komst nog van groter betekenis kunnen zijn. Het is niet onmogelijk, dat de overgang naar een tijdperk van nieuwe technische en industriële revoluties met een gelijktijdige ontwikke ling van nieuwe afzetmarkten in de onderontwikkelde gebieden, gepaard zal gaan met toene mende inflatie-dreiging. De ervaring nu reeds in het buitenland opgedaan, leert, dat monetaire en fiscale maatregelen ter bestrijding daarvan op zichzelf niet voldoende zijn. Ook al omdat zij in hun toepassing beperkt zijn, dienen dergelijke maatregelen gepaard te gaan met matiging in loon- en prijsverlangens en gelijktijdige beperking van de overheidsuitgaven. In interna tionaal verband zal het overwinnen van de moeilijkheden van deze overgangsperiode kunnen worden bevorderd door een toenemende integratie van de economische en financiële politiek. Inmiddels weid in het lopende jaar een verdere verhoging toegepast tot 5I/2%-

Rabobank Bronnenarchief

Jaarverslagen Coöperatieve Centrale Boerenleenbank | 1955 | | pagina 4