I
T
■■■■llll
44
45
ONTWIKKELING VAN DE ACTIVA DER CENTRALE BANK
(in millioenen guldens)
liquiditeiten
300
effectenfonds andere beleggingsuifzettingen
300
200
100
200
'39 '48 '50 '52 '54 '39 '48 '50 '52 '54
'39 '48 '50 '52 '54
300
200
100
debiteuren
'39 '48 '50 '52 '54
overige activa
300
200
'39 '48 '50 '52 '54
totaal der activa
'39 '48 '50 '52 '54
gen niet, maar het effectenfonds voor 80% van de beurswaarde tot de liquiditeiten wordt gere
kend, daalde het liquiditeitspercentage van 48,5 tot 46,4%.
Onder de liquiditeiten geeft de rekening bij De Nederlandsche Bank een stijging te zien van
6,57 tot 7,98 millioen als gevolg van de toepassing der z.g. kasreserve-regeling, waartoe,
zoals in het vorig jaarverslag vermeld, ook onze Centrale Bank toetrad. Het schalxistpapier in
bezit bij de Centrale Bank en te boek staand met een bedrag van 76,9 millioen onderging na
genoeg geen verandering. De post uitstaande kasgeldleningen liep terug van 9,8 tot 4,7
millioen. Daarentegen gaf de rekening bij 's Rijks Schatkist, de z.g. Boerenleenbankrekening,
waarover meer uitvoerig op pag. 10 werd gerapporteerd, een stijging te zien van 74 tot
82,5 millioen.
Het effectenfonds konden wij uitbreiden met toepassing van het reeds enige jaren gevoerde
beleid, daarin bestaande, dat met gebruikmaking van het middel der z.g. voorfinanciering,
practisch uitsluitend overheidsfondsen werden aangekocht op een rendementsbasis van tenmin
ste 31/2%- De beurswaarde van het effectenfonds overtrof dan ook per ultimo 1955 de boek
waarde met 6,1 millioen. Voor de verdere ons toegevloeide middelen vonden wij belegging
in leningen aan gemeenten e.d. doorgaans met een gemiddelde looptijd van niet langer dan
10 jaar, zolang op langere termijn geen 3%% Lon worden gemaakt. Toen tegen het einde van
het verslagjaar de rentestand voor leningen aan overheidslichamen begon aan te trekken, maak
ten wij daarvan gebruik om voor het thans lopende jaar reeds leningen vooruit te plaatsen
op een rendementsbasis van 3!/)% en hoger.
De post Debiteuren van de Centrale Bank bereikte per 31 December van het verslagjaar met
een bedrag van 84,9 millioen een nieuw hoogtepunt sedert de balansdatum van 1951, toen
het uitstaande bedrag aan debiteuren 81,2 millioen beliep. Ten opzichte van het debiteuren
bedrag van 74,1 millioen in 1954 gaf de post debiteuren in 1955 derhalve een stijging te zien
van 10,8 millioen.
Het door de centrale landbouwcoöperaties opgenomen rekening-courantcrediet daalde van
37,4 tot 35,8 millioen. Onder de rubriek „overige debiteuren" zijn opgenomen de inves
teringsfinancieringen aan de landbouwcoöperaties en uitzettingen in de vorm van onderhandse
leningen aan stichtingen en instellingen van algemeen nut. Het totaal van de „overige debi
teuren" gaf een stijging te zien van 32,1 tot 48,3 millioen.
De bedrijfsresultaten van de landbouwcoöperaties waren in het verslagjaar bevredigend te
noemen. De extra gunstige resultaten van de centrale coöperatieve aan- en verkoopverenigin
gen moeten voor een deel worden toegeschreven aan de bijzonder gunstige prijsconjunctuur voor
de door haar verhandelde artikelen in het afgelopen jaar. Dit impliceert echter, dat op het ge
bied van de prijsontwikkeling de markt grote risico's oplevert, die bij een omslag de gunstige
resultaten zouden kunnen aantasten.
Voor het geheel van het landbouwcoöperatiewezen geldt nog steeds, dat de eigen financie
ringsmiddelen versterking behoeven. De interne financiering, die in de laatste jaren ongetwijfeld
een belangrijke rol heeft kunnen vervullen, blijkt vaak nauwelijks voldoende om in de regel
matig terugkerende investeringsbehoeften te voorzien. De snelle ontwikkeling van de techniek