24
25
de zandgebieden was men allesbehalve tevreden over deze beslissing van de Regering, „die de
landbouw in deze tijd van hoogconjunctuur zo schriel behandelde".
Aan de verplichte standaardisatie van consumptiemelk op 21/2% hield de Regering vast
evenals aan de verlening van een subsidie van ruim 3 ct per L. consumptiemelk in verband met
haar beleid tot stabilisatie van lonen en prijzen. Aan het in omloop brengen van melk van
3%% vet, door de Regering einde 1954 aangekondigd, werd in het verslagjaar geen uitvoering
gegeven.
Het zuivelbeleid, met een Zuivelfonds en aankopen door het In- en Verkoopkantoor voor
Zuivelproducten, werd voortgezet. Grote moeilijkheden werden bij de afzet van de I.V.Z.-
voorraden, welke in het verslagjaar niet bijzonder omvangrijk waren, niet ondervonden. In
verband met de vaak gunstige kaasprijzen werd de kaasproductie evenals die van condens be-
langrijk uitgebreid (2 recordcijfers), terwijl de boterproductie beduidend ingekrompen werd.
Ontwikkeling van de Zuivelproductie
Hoeveelheid melk van veehouders
1950 52
100
in 1000 ton
1953
1954
1955
T955
ontvangen
104
106
105
4.885,0
Totale boterproductie
100
98
88
73,7
Totale fabriekskaasproductie
120
125
133
156,3
Productie van gecondenseerde melk
114
118
128
261,9
productie van melkpoeder
129
138
128
53,4
Ondanks het feit, dat het binnenlandse verbruik van melk met 2% terugliep (dat van room
steeg met 15%), verliep de afzet van zuivelproducten, over het geheel genomen, betrekkelijk
vlot. In het najaar was er in West-Europa een schaarste aan boter, daar de productie terugliep
en de vraag toenam. In het voorjaar lagen de kaasprijzen mede door poolvorming in Leeu
warden op een hoog niveau; zij daalden echter spoedig, maar door toename van de vraag
volgde tegen het najaar weer een stijging der prijzen. Bij de handel was op het einde van het
verslagjaar een vrij grote voorraad kaas (naar schatting 7.000 ton); de afzet hiervan baarde
enige zorg. Over het geheel genomen verliep ook de afzet van zuivelproducten op buiten
landse markten niet onbevredigend.
Ontwikkeling van de export van Zuivelproducten
(in millioenen guldens)
1954
1955
Waarde uitgevoerde zuivelproducten (totaal)
753,3
762,1
Waarde uitgevoerde boter
219,2
201,3
Waarde uitgevoerde kaas
207,3
210,7
Waarde uitgevoerde gecondenseerde melk
231,2
246,8
Waarde uitgevoerde melkpoeder
59,1
74T
In verband met de moeilijke stalperiode (tekort aan en hoge prijzen van ruwvoeder) èn
met de schaarste van arbeidskrachten werd de rundveestapel, ook het aantal melk- en kalf-
koeien, enigszins ingekrompen. De uitvoering van het plan tot uitroeiing van de t.b.c. onder
runderen was op het eind van het verslagjaar bijna voltooid. Sedert 20 Mei 1951, toen
met de uitvoering van dit plan een aanvang werd gemaakt, werden bijna 78.000 rundvee-be
drijven vrij van tuberculose; in dezelfde periode werden 336.000 reactiedieren voor een
slachtpremie aangeboden.
De uitvoer van fokvee ruim 30.000 stuks lag in het verslagjaar 20% boven die van
1954. Dit betekent een record. De stijging betrof met name het geregistreerde vee. Ook de
uitvoer van slachtvee en rund- en kalfsvlees ontwikkelde zich gunstig. Daardoor èn door de
goede binnenlandse vraag kon de afzet van slachtvee nagenoeg het gehele jaar door tegen
goede prijzen plaats vinden.
Het vraagstuk van de monopolieheffingen, voor akkerbouw en veehouderij van grote be
tekenis, was ook in het verslagjaar onderwerp van discussie. De akkerbouw bepleitte een
handhaving van dit stelsel om daardoor een zekere bescherming te krijgen tegen te lage prij
zen op de wereldmarkt. De veehouderij stelde, dat zij voor de kostprijsverhogende werking
van deze heffingen een betere compensatie zou moeten ontvangen dan in 1954 had plaats ge
vonden. Uiteindelijk werd er tussen deze groepen en met de Overheid overeenstemming be
reikt over handhaving van dit systeem, zij het met enige wijzigingen en een betere regeling
van de compensatie aan de veehouderijsectoren. Slechts bij tijd en wijle was het nodig mono
polieheffingen toe te passen; hierbij bleek dat er nog steeds enige lacunes bestonden en ook
dat onder bepaalde omstandigheden de minimum-prijzen voor de inlandse voergranen niet
steeds gerealiseerd konden worden. Mede op aandrang van de Minister van Landbouw werd
een aanvang gemaakt met de bestudering van de vraag, of het mogelijk en gewenst zou zijn
het stelsel van monopolieheffingen grondig te wijzigen of zelfs af te schaffen en dan te ver
vangen door een systeem van toeslagen.
Voor de varkenshouderij was 1955 een aanzienlijk minder gunstig jaar dan 1954. De pro
ductie bereikte de ongekende hoogte van bijna 4 millioen stuks slachtvarkens. Daar de productie
ook in andere landen (o.a. West-Duitsland, Denemarken, België, Groot-Brittannië en de Verenig
de Staten) eveneens op een hoog niveau lag, verliep de afzet ondanks een toename van de
binnenlandse vraag veel minder vlot. Aanvankelijk konden de onverwacht goede afzetmoge
lijkheden van zware varkens, vooral naar Italië, een gunstige invloed op de markt uitoefenen.
De Engelse baconmarkt geraakte echter in het eerste halfjaar oververzadigd, zodat de bacon-
uitvoer moest worden ingekrompen. Ook de uitvoer van ham in blik naar de Verenigde Staten
werd moeilijker en kon alleen tegen aanzienlijk lagere prijzen plaats vinden. Dank zij een ver
betering van de mogelijkheden van afzet in Engeland tegen het najaar en verschillende maat
regelen van het Bedrijfschap voor Vee en Vlees (b.v. toeslagen uit vleesfonds voor lichte niet-
bacon-varkens) en hulp van de Overheid kon een debacle worden voorkomen. De prijs van
baconvarkens kon op een minimum van 2,20 per kg geslacht gewicht worden gestabiliseerd.
In December liepen de bacon-noteringen in Engeland snel omlaag, daar de binnenlandse aan
voer zeer groot was en de voorraden zich ophoopten. Mede in verband hiermede kon men
op het einde van het verslagjaar niet optimistisch zijn ten aanzien van de vooruitzichten van
de varkenshouderij in de eerste helft van 1956.