22
23
bruari van het verslagjaar beëindigd. Het resultaat was een revisie van vele G.A.T.T.-bepalin-
gen en een voorstel tot oprichting van een aparte organisatie, de O.T.C. (organisatie voor
samenwerking op handelsgebied). In het komende jaar zal beslist worden of de verschillende
landen deze herziening en de nieuwe organisatie zullen aanvaarden. Veel, zo niet alles, zal
afhangen van de houding van de Verenigde Staten. Al mag de betekenis van het G.A.T.T. als
het handelspolitieke forum van de wereld niet onderschat worden en hetzelfde geldt met
betrekking tot de tariefbindingen in G.A.T.T.-verband gedaan toch kan men van het
G.A.T.T. vooralsnog geen grote nieuwe resultaten op het gebied van een vrijer internationaal
handelsverkeer op gezonde basis verwachten. Wel erkent men algemeen, zowel in O.E.E.C.
en G.A.T.T. als in de Wereld-Voedsel- en Landbouworganisatie (F.A.O.) en Wereld-Boeren-
organisatie (I.F.A.P.), dat een stringente nationale politiek uiteindelijk ten nadele van allen
gaat, maar het blijkt voor elk land uitermate moeilijk te zijn van een eng nationaal beleid af
te stappen.
Akkerbouw
De financiële resultaten van de akkerbouw waren voor wat oogst 1955 betreft over het al
gemeen enigszins gunstiger dan die van oogst 1954, welke ten dele in het verslagjaar werd
afgezet. Speciaal de afzet van aardappelen (oogst 1954) in het voorjaar gaf aanleiding tot
grote moeilijkheden en ontevredenheid van de kant van de telers. De weersomstandigheden (be
halve die in het voorjaar) en daardoor ook de oogstopbrengsten waren betrekkelijk gunstig.
Voor de ontwikkeling van het bouwplan en de opbrengsten per ha moge wat de belangrijkste
producten betreft verwezen worden naar de volgende cijfers.
Gewas
Areaal in 1000 ha
(afgerond)
Gemiddelde opbrengst
per ha in kg.
1954
Ï955
1954
2955
Tarwe
110,1
89,2
3.604
3.925
Rogge
167,0
Ï53.9
3.086
3.022
Gerst
63,0
70,0
3.294
3-770
Haver
142,8
170,7
3.267
3-4"
Consumptie- en voeraardappelen
120,6
106,3
24.400
26.900
F abrieksaardappelen
4i,4
37,5
25.600
28.000
Suikerbieten
79,2
66,8
38.700
44.700
Vlas
30,5
32,2
5-344
5-772
Peulvruchten
40,9
46,5
2.600
3.300
Tegenover een inkrimping van de oppervlakten, beteeld met tarwe, rogge, aardappelen
(moeilijkheden met betrekking tot oogst 1954) en suikerbieten (arbeidsvoorziening) stond
vooral een aanzienlijke uitbreiding van het haverareaal. De opbrengsten per ha waren voor
alle producten hoger dan die van oogst 1954, met uitzondering alleen voor rogge. Ook de
gemiddelde kwaliteit en de stro-opbrengsten per ha lagen beduidend boven die van het
voorafgaande jaar. Tegenover een betrekkelijk hoge suikerbietenopbrengst 3 millioen ton,
iets boven die van oogst 1954, toen het areaal meer dan 12.000 ha groter was) stond een sui
kergehalte van nog geen 16%.
Voor tarwe bleef het systeem van garantieprijzen 25,60 per 100 kg. voor oogst 1955) ge
handhaafd. Toen in Augustus de invoer van tarwe door de Overheid werd beëindigd, werd
de verplichte inmenging van binnenlandse tarwe in de broodbloem het belangrijkste middel
om de vastgestelde prijs te verwezenlijken. Mede ten gevolge van de hoge ruwvoederprijzen
waren de prijzen van voergranen in voorjaar en zomer betrekkelijk hoog, maar in het najaar
vertoonden zij een aanmerkelijke daling; speciaal de roggeprijs zakte ineen. Zo nu en dan
moesten op import-voergranen monopolieheffingen worden gelegd om de vastgestelde mini
mum-prijzen (ongeveer) te kunnen handhaven. Op het eind van het verslagjaar werd aan de
roggetelers een toeslag (over oogst 1954) uitgekeerd, omdat de gemiddelde gemaakte markt
prijs beneden de garantie lag. Voor oogst 1955 was een suikerprijs vastgesteld van 51,60 per
100 kg., hetgeen bij een suikergehalte van i61/2% een opbrengstprijs voor bieten van 44,50
zou betekenen. De garantieprijs voor koolzaad oogst 1956 werd afgeschaft, hetgeen in ver
schillende kringen tot grote ontevredenheid aanleiding gaf. De landbouw was evenmin tevre
den over het aardappelbeleid; ondanks herhaaldelijke aandrang bleek de Overheid niet bereid
in het voorjaar maatregelen te treffen teneinde een einde te maken aan de lage aardappelprij
zen. De georganiseerde landbouw was van oordeel, dat het aardappelbeleid grondig gewijzigd
moest worden; het overleg hierover met de Regering was op het einde van het verslagjaar nog
niet afgesloten. In het najaar waren de aardappelprijzen gemiddeld niet hoger dan een jaar
tevoren; de vooruitzichten op afzet tegen redelijke prijzen in het voorjaar 1956 waren echter
betrekkelijk gunstig. De financiële resultaten van de pootaardappelen-teelt oogst 1954 vielen
tegen; de Stopa moest 27.000 ton overnemen. Het jaar 1955 was een goed vlasjaar, terwijl
de prijzen van stro (oogst 1954) hoog waren; vlasstro van de nieuwe oogst bracht beduidend
lagere prijzen op.
Veehouderij
De positie van de rundveehouderij bleef moeilijk tengevolge van de stijging der kosten (spe
ciaal in de stalperiode 1954/55) en de krappere arbeidsvoorziening. De ontwikkeling van de
prijzen van zuivelproducten was gunstiger dan men had durven hopen. De hoeveelheid bij de
fabrieken aangevoerde melk was met 4885 millioen kg. 1% lager dan die van 1954 (4931,5
millioen kg.). Het gemiddelde vetgehalte steeg een weinig tot 3,72%. De gemiddelde opbrengst
van de melk (periode November 1954—November 1955) lag 0,6 ct boven de algemene ga
rantieprijs van 22 ct per kg. melk van 3,7% vet. Aan de melkveehouders in de streken met ho
gere productiekosten zal een toeslag worden verleend van 1,1 ct (1,70,6) per kg., terwijl
in de overgangsgebieden 0,25 ct (1,10,85) als toeslag zal worden uitgekeerd.
Opnieuw is er heel wat te doen geweest rondom de vaststelling van de garantieprijs van de
melk (periode 19551956). De L.E.I.-berekeningen wezen uit, dat de gemiddelde kostprijzen
in de weidegebieden gestegen zijn met 0,7 ct en in de zandgebieden met 0,1 ct t.o.v. de kost
prijzen geldende in de voorafgaande periode. Het Landbouwschap stelde voor de algemene
garantieprijs vast te stellen op 22,7 ct. en -/oor zandgebieden en daarmee gelijk te stellen
streken te verlenen een aanvullende toeslag tot 24,9 ct (de gemiddelde kostprijzen van deze
gebieden) met een halve toeslag voor de overgangsgebieden en stelde voorts voor om de ver-
rekenprijs voor consumptiemelk te bepalen op 26 cent (d.i. met 1 ct te verhogen). De Rege
ring nam dit voorstel niet over en stelde de landelijke garantieprijs vast op 22,4 ct en de ver-
rekenprijs op 25 ct, met dien verstande dat voor de duurder producerende gebieden weer een
toeslag van maximaal 1,7 ct in het vooruitzicht werd gesteld. Zowel in de weidestreken als in