21
zins mee. De grote binnenlandse productie, waarvoor een bedrag van 2I/2 milliard aan sub
sidie uit de schatkist verleend werd, en de felle concurrentie van vele landen op de Britse markt
hadden tot gevolg, dat de daar te maken prijzen veelal aan de lage kant bleven. In verband
hiermede richtte Denemarken zijn export, vooral van eieren, meer dan voorheen naar andere
landen; op de Duitse eiermarkt ondervond onze pluimveehouderij de gevolgen hiervan. Hoe
wel de Britse invoer van bacon in het raam van het baconcontract soms met horten en stoten
verliep, was speciaal in het verslagjaar, waarin de situatie op de varkensmarkt moeilijk was, de
bacon-export voor onze varkenshouderij van grote betekenis. Voor de baconleveringen na i
October kon de Nederlandse Regering evenals Denemarken gunstiger prijsvoorwaarden bedin
gen. De exporten naar Engeland van tuinbouwproducten (groenten, fruit, bloembollen, boom
kwekerijproducten) hadden, alles bij elkaar genomen, een bevredigend verloop. De eind 1953
verhoogde invoerrechten op vele tuinbouwproducten zijn tot nog toe geen onoverkomelijk
struikelblok voor onze tuinbouw gebleken; de weersomstandigheden hebben hierbij ongetwij
feld de helpende hand geboden.
BelgiëLuxemburg bleef in het verslagjaar grote hoeveelheden pootaardappelen, kaas en
vlas uit Nederland betrekken. Maar met onze uitvoermogelijkheden van zuivelproducten was
het minder goed gesteld. In verband met de toenemende melkproductie in eigen land werden
door België aan de invoer van Nederlandse zuivelproducten steeds verdergaande invoerbelem-
meringen in de weg gelegd, hetgeen soms tot meningsverschil op hoog niveau leidde (con
dens). Daarnaast bezorgde de invoer van Belgisch magere melkpoeder en ondermelk ons land
wel enige last. In de groenten- en fruitsector paste België het landbouwprotocol opnieuw ri
goureus toe, waarover men in Nederlandse tuinbouwkringen weinig te spreken was.
Het Landbouwvraagstuk bleef wellicht de grootste hinderpaal vormen voor de tot stand ko
ming van een echte economische unie. Wel werd op de conferentie van Benelux-Ministers
van 3 Mei afgesproken, dat in een periode van 7 jaar de onderlinge handel in agrarische pro
ducten geheel vrij zou worden (echter met een ontsnappings-clausule)In deze jaren zou ge
leidelijk een harmonisatie moeten worden doorgevoerd van de landbouwpolitiek in de 3 lan
den. Een speciale Landbouw-harmonisatie-commissie werd hiervoor ingesteld, maar op het
eind van het verslagjaar bleek, dat het pad van deze commissie geenszins over rozen zou gaan.
Een toenadering op dit terrein waarvoor alle 3 landen zo nodig offers moeten brengen
blijft echter absoluut noodzakelijk, daar zonder een oplossing van het landbouwprobleem de
Benelux nooit voldoende handelspolitieke macht naar buiten zal kunnen ontplooien. En meer en
meer is gebleken, dat de handelspolitieke positie van kleine landen afzonderlijk allesbehalve
sterk is. Met een gezamenlijk optreden van de Benelux-landen op het terrein van de handels
politiek werd in het verslagjaar een aanvang gemaakt, onder meer door indiening van een ge
meenschappelijke liberalisatielijst bij de O.E.E.C. Maar hierbij bleken tal van, soms zelfs on
voorziene, moeilijkheden naar voren te komen.
Hoewel Frankrijk in het verslagjaar de invoerbeperkingen enigszins verzachtte, bleef de uit
voer van Nederlandse agrarische producten tengevolge van contingenteringen, tijdelijke invoer
heffingen, hoge invoerrechten (b.v. op Bintje-pootaardappelen) op zeer grote moeilijkheden
stoten. Door middel van uitvoersubsidies, waarvoor de bedragen werden bijeengebracht door
producenten en de schatkist, trachtte dit land zijn uitvoer van verschillende producten (tarwe,
suiker, aardappelen, vlees, enz.) te vergroten. Daarentegen werd Italië, dat zijn invoer nage
noeg geheel geliberaliseerd heeft, ondanks de vaak (zeer) hoge invoerrechten, vooral voor
onze veehouderij een steeds belangrijker afzetgebied (eieren, slachtpluimvee, varkens, fokvee,
enz.). De liberalisatie van de invoer van tomaten-puree door de Nederlandse Regering, waar
over in tuinbouwkringen grote deining ontstond, is ongetwijfeld mede met het oog op het be
houd van deze afzetmogelijkheden op de Italiaanse markt geschied. I11 het verslagjaar was
de uitvoer van agrarische producten naar landen achter het IJzeren Gordijn van geringere bete
kenis dan in 1954.
Speciaal dank zij de gunstige algemene conjunctuur in vele, voor onze land- en tuinbouw
belangrijke afzetgebieden, was de waarde van de uitgevoerde land- en tuinbouwproducten niet
onbelangrijk hoger dan in het vorige jaar.
Uitvoer van land- en tuinbouwproducten
(in millioenen guldens)
Totaal akkerbouwproducten
Totaal veehouderijproducten
Totaal tuinbouwproducten
Jan./Dec. 1954
Jan./Dec. 1955
527.3
1.666,4
548,8
587,4
1-795,4
617,2
2-742,5
3.000,0
De totale Nederlandse export nam (naar waarde) echter meer toe dan de agrarische uit
voer, zodat het aandeel van land- en tuinbouw in de totale export nog een weinig daalde, n.1.
van 30% tot 29,5%.
De Nederlandse land- en tuinbouw had, nadat in 1954 de poging om tot een West-Euro-
pese landbouwintegratie te komen was mislukt, geen overdreven verwachtingen van hetgeen
de O.E.E.C. op het terrein van verruiming en vergemakkelijking van de handel in agrarische
producten zou kunnen bereiken. Ongetwijfeld heeft deze organisatie in de voorbije jaren
vruchtbaar gewerkt en het handelsverkeer, ook wat de voortbrengselen van land- en tuinbouw
betreft, beduidend bevorderd (via Europese betalingsunie en liberalisatiepolitiek)Maar het is
ook duidelijk geworden, dat met de tot nog toe gehanteerde methoden de grens van het moge
lijke ongeveer is bereikt. Een verdere liberalisatie van de invoer stuit bij de deelnemende lan
den op onoverkomelijke bezwaren, ook bij de exportlanden, welke constateren dat invoerlan-
den steeds meer een invoer-liberalisatie in feite ongedaan maken door hoge invoerrechten, bij
zondere invoerheffingen, enz. Het is echter te hopen, dat de O.E.E.C. wegen zal zoeken en
vinden om tot een geleidelijke vermindering van de bestaande belemmeringen in het West-Euro-
pese handelsverkeer, zowel wat de invoerbeperkingen als ook de kunstmatige te ver gaande
exportmanupulaties betreft, te komen.
De conferentie van de landen, behorende tot het G.A.T.T. (algemene overeenkomst inzake
tarieven en handel), welke gewijd was aan een herziening van de G.A.T.T.-regels, werd in Fe-