16
17
Gewas
Areaal in 100 ha.
Gemiddelde
opbrengst per ha.
194 <553 100
1953
1954
oogst 1953
oogst 1954
tarwe
65.0
IIO.I
112
105
rogge
171.4
167.0
104
128
gerst
103.2
63.0
88
107
haver
156.6
142.8
in
«7
consumptie aardappelen
111.6
120.6
100
100
fabrieks aardappelen
38.2
41.4
86
91
suikerbieten
68.0
79.2
109
94
Tegenover een aanzienlijke uitbreiding van het tarwe-areaal en een beduidende uitbreiding
van de oppervlakte, beteeld met suikerbieten en ook met aardappelen, stond een inkrimping
van de voergraanteelt, speciaal van het gerst-areaal. De opbrengst van tarwe per ha. was la
ger, maar de opbrengsten van rogge (voldoende regen!), gerst (hogere opbrengsten in de in
1953 overstroomde gebieden) en haver waren hoger. De suikerbieten-opbrengst was zeer laag,
waarbij nog kwam dat ook het suikergehalte beduidend beneden normaal was.
Het was voor de boeren een grote teleurstelling, dat de tarweprijs voor oogst 1955 met
1,verlaagd werd tot 25,'- per 100 kg.. De prijzen van voergraan waren tot het najaar
laag en herhaaldelijk moesten op importvoergraan monopolieheffingen worden gelegd om het
binnenlands prijsniveau op het overeengekomen minimum te handhaven. Na herhaaldelijke
aandrang van de georganiseerde landbouw besloot de Regering eindelijk tot het verlenen
van een toeslag op de rogge, wanneer en voorzover de gemiddelde marktprijs beneden 24,25
per 100 ha. zou liggen. Voor oogst 1954 was een suikerprijs vastgesteld van 47,per
100 kg., welke bij een normaal suikergehalte zou leiden tot een suikerbietenprijs voor de
boeren, welke 1,a 2,'beneden die van oogst 1953 43,50 per ton) zou liggen. Ten
gevolge van de lage opbrengsten per ha. (naar hoeveelheid en suikergehalte) en de hoge ex
tra kosten, vooral voor het rooien, waren de financiële uitkomsten van de suikerbietenteelt
slecht. Te verwachten valt, dat in vele gebieden de verbouw van suikerbieten in 1955 zal
worden ingekrompen. De prijzen van consumptie- en voeraardappelen (oogst 1954) waren be
trekkelijk laag, die van vlas redelijk, terwijl de stroprijzen zich op een hoog niveau be
wogen.
De rentabiliteit van de rundveehouderij was nog minder gunstig. Wel steeg de hoeveelheid bij
de fabrieken aangevoerde melk van 4840 tot 4922 millioen kg., terwijl het gemiddelde vet
gehalte van de melk steeg van 3.67 tot 3.69%. De door de boeren gemiddeld gemaakte prijs
van melk lag in het melkjaar November 1953November 1954 een weinig beneden de garan
tieprijs van 21,40 per kg. melk van 3.7% vet. Zodoende was de Overheid voor het eerst
genoodzaakt een bedrag (van 10 millioen) beschikbaar te stellen voor het doen van
een nabetaling aan de veehouders.
Uit de berekening van het L.-E.I. bleek, dat de genormaliseerde kostprijzen van melk voor
1954/55 aanzienlijk hoger waren en dat de verschillen in kostprijzen tussen de diverse gebie
den veel groter waren geworden.
"Het heeft lang geduurd, voordat de Regering haar beslissing over het melkprijsbeleid 1954/
55 nam. Zij stelde de garantieprijs vast op 22 cent, terwijl voor bepaalde nog nader aan te
wijzen gebieden waarbij met name aan de zandgebieden werd gedacht een toeslag van
maximaal 1,7 cent per kg. in het vooruitzicht werd gesteld. De verrekenprijs kwam op 25
cent. De Regering motiveerde haar beslissing met het argument, dat overneming van het
voorstel van de Stichting voor de Landbouw (een algemene garantieprijs van 23,6 cent per
kg. van 3,7% met een interne verrekening, als gevolg waarvan de eerste 16.000 kg. per be
drijf gemiddeld tenminste 24,8 zou moeten opbrengen en de rest tenminste 22,4 cent per kg.)
voor de weidegebieden een te hoge garantie zou betekenen - ten laste van de Schatkist
en dat voor de zandgebieden de gegeven garantie ongeveer even hoog uitkwam als die door
de Stichting voorgesteld. De uitvoering van deze toeslagregeling zal nog heel wat moeüijkhe-
den en naar wij vrezen ook onbillijkheden meebrengen.
De grote kostprijsverschillen van melk en ook van andere producten in ons land heb
ben de moeilijke positie van grote groepen van bedrijven, vooral op de zandgronden, duidelijk
gedemonstreerd. De georganiseerde landbouw d.w.z. de landbouworganisaties en het Land
bouwschap, dat in het verslagjaar tot stand kwam en met zijn werkzaamheden aanving zal
dit vraagstuk op korte termijn moeten aanpakken.
De Regering hield vast vooral in verband met de loonpolitiek aan de verplichte stan
daardisatie van consumptiemelk op 2,5%. Wel wilde zij de mogelijkheid openen, dat ook
melk van 31/2% in omloop zou worden gebracht. De subsidie uit het Landbouw Egalisatie
fonds bleef gehandhaafd.
Het Zuivelbeleid, met een Zuivelfonds en aankopen door het In- en Verkoopkantoor van
Zuivelproducten, werd voortgezet. Bijzondere moeilijkheden bij de afzet van door het I.V.Z.
overgenomen producten leverde de (magere) melkpoeder op. De uitvoer van zuivelproducten
bleef op allerlei moeilijkheden stuiten; belangrijke hoeveelheden boter en kaas konden echter
worden verkocht aan landen achter het IJzeren Gordijn
Ontwikkeling van de export van Zuivelproducten
(in millioenen guldens)
?953
1954
uitvoerwaarde van zuivelproducten (totaal)
7<55.5
750.9
boter
233.4
219,2
kaas
I97.I
207,3
gecondenseerde melk
245.7
231,2
melkpoeder
00
O
59,1