14
Uitvoer van land- en tuinbouwproducten
15
De grote voorraden bleven een prijsdrukkende werking op de wereldmarkt uitoefenen. Al
kan niet gesteld worden, dat de Regering van de Verenigde Staten overging tot het spuien
van (een deel van) de surplus-voorraden tegen abnormaal lage prijzen, toch ondervonden an
dere landen, waaronder Nederland, herhaaldelijk de ongunstige gevolgen van verkopen of
aanbiedingen van Amerika.
In het verslagjaar werd de landbouwpolitiek van de Verenigde Staten enigszins gewijzigd,
toen een systeem van variabele steunprijzen door het Congres werd aanvaard. Dit leidde ech
ter niet tot wijzigingen in de handelspolitiek: de invoercontingenteringen voor zuivelproduc
ten bleven gehandhaafd. Onze agrarische export naar dit land bestond evenals in 1953
vooral uit bloembollen en ham in blik.
Met de afschaffing van de voedsel-rantsoenering er. de beëindiging van de invoer van staats
wege van verschillende producten, die tot voor kort daaronder vielen, liberaliseerde Groot-
Brittannië de invoer van verschillende agrarische producten (kaas, boter, vlees, behalve bacon,
en eieren). Voorzover de Engelse boeren niet via de markt de gegarandeerde prijzen kunnen
maken, worden achteraf toeslagen uit de Schatkist verleend, waarvoor in het verslagjaar een
bedrag van meer dan 2 milliard nodig was. De hoge binnenlandse agrarische productie van
Engeland en de scherpe concurrentie van vele landen op de Engelse markt waren oorzaak, dat
voor Nederland de mogelijkheden van uitvoer naar dit land geenszins meevielen. Daar tengevo!
ge van de weersomstandigheden de Britse behoefte aan ingevoerde groenten ook uit Neder
land betrekkelijk groot was, kan nog geen antwoord worden gegeven op de vraag, of onze
tuinbouw onoverkomelijke moeilijkheden zal ondervinden van de verhoging van de invoer
rechten op vele tuinbouwproducten, door Engeland op het einde van 1953 na verkregen toe
stemming van de G.A.T.T. toegepast.
West-Duitsland bleef ook in het verslagjaar veruit het belangrijkste afzetgebied voor onze
land- en tuinbouw. Wel bleven de bestaande invoerbeperkingen van kracht voor aardap
pelmeel werd het invoerrecht zelfs verhoogd maar de stijging van de levensstandaard en de
tegenvallende productie (groente) leidden ertoe, dat over het geheel genomen de invoer van
agrarische producten uit Nederland nog een weinig toenam. Door Duitse agrarische krin
gen werd bij Regering en Bondsdag aangedrongen op invoering van zogenaamde Gleitzölle
(invoerrecht dat hoger is naarmate de importprijs lager is), vooral voor eieren en zo mo
gelijk ook voor groente en fruit. Op het einde van het verslagjaar was dit, voor onze
agrarische export funeste, stelsel van invoerrechten uitsluitend van toepassing voor de import
van aardappelmeel. Terwijl de uitvoer van groente naar West-Duitsland vlot verliep, was dit
ten aanzien van hard fruit niet het geval.
Naar België-Luxemburg werden grote hoeveelheden pootaardappelen en kaas, waarvan de
invoer door België-Luxemburg geliberaliseerd is, uitgevoerd. Tengevolge van de toename van
de Belgische boterproductie kon Nederland veel minder boter aan België leveren dan in vorige
jaren het geval was. Het landbouwprotocol werd door België, vooral in de groente- en fruit
sector, weer herhaaldelijk en rigoreus toegepast. In het verslagjaar werd het steeds duidelijker,
dat het landbouwvraagstuk wel de grootste belemmering vormt voor de totstandkoming van
de Economische Unie en het voeren van een gezamenlijke handelspolitiek van de Beneluxlan-
den. Meer en meer wint evenwel de gedachte veld, dat de beide landen zich ook op dit punt
zullen moeten vinden om sterk te staan in de handelspolitieke dreiging, die in het bijzonder
voor de kleine landen voortvloeit uit ontwikkelingen op internationaal politiek gebied, die 1954
te zien gaf.
De waarde van de agrarische export was een weinig hoger dan die in het voorafgaande jaar.
(in millioenen guldens)
Totaal akkerbouwproducten
Totaal veehouderij producten
Totaal tuinbouwproducten
Het aandeel van de land- en tuinbouw in de totale export liep echter nog verder terug en
bedroeg 30.3% tegen 31.7in 1953.
Voor de Nederlandse land- en tuinbouw is het van uitzonderlijke betekenis of de interna
tionale handel al dan niet verder zal worden geliberaliseerd en verruimd. De poging, enige
jaren geleden begonnen, om tot een West-Europese landbouwintegratie te komen, liep in het
verslagjaar uit op een mislukking. De tegenstellingen in de opvattingen van import- en export
landen waren hiervoor te groot, terwijl bovendien bleek, dat een landbouwintegratie zonder
een integratie over een veel breder terrein geen kans heeft. In het najaar kwamen de landen
die lid waren van de G.A.T.T. (Algemeen Accoord inzake tarieven en handel) in Genève bij
een. De verwachtingen, dat deze bijeenkomst zou leiden tot een verdere liberalisatie van het
internationaal handelsverkeer, waren hoog gespannen, maar al spoedig bleek, dat nagenoeg
elk land afschaffing of vermindering van invoerbeperkingen en van exportmanipulaties door
andere landen, maar niet van haar zelf uitgaande, voorstond. Zodoende mag men over de af
loop van deze conferentie niet al te optimistisch zijn. Voor onze land- en tuinbouw, maar ook
voor Nederland in het algemeen en voor de gehele wereld, is het te hopen, dat men de lessen
van de crisisjaren niet vergeten zal. Een op zuiver nationale basis gevoerde handelspolitiek
en een streven naar een grote mate van autarkie belemmert onherroepelijk de zo noodzakelijke
economische expansie en daarmede een verhoging van de levensstandaard.
De financiële resultaten van de akkerbouw waren over het geheel genomen minder gunstig
dan die over 1953. Dit gold in het bijzonder de teelt van aardappelen en suikerbieten, waar
van de kosten door de verhoging der lonen en de ongunstige weersomstandigheden veel ho
ger werden. De verschuivingen in het bouwplan en van de opbrengsten per ha. blijken uit de
volgende cijfers: