9
met het oog op de exportpositie in 't bijzonder van zwak in de markt liggende exportproduc
ten. Uit dit oogpunt is een eventuele revaluatie van de gulden terecht door de Regering, als
middel om een verdere loon- en prijsstijging tegen te gaan, afgewezen. Voor zover de loon
stijging samenhangt met spanningen op de arbeidsmarkt en als gevolg daarvan het prijspeil
wordt opgedreven, zou ter beteugeling daarvan in overweging kunnen worden genomen, dat
de overheid zich voorzoveel nodig tijdelijk als opdrachtgever van bepaalde uit te voeren wer
ken terug trekt. Hiervan, alsmede van een meer efficiënte personeelsbezetting in het overheids
apparaat, kan een besparing op de overheidsuitgaven evenals een vermindering van de druk op
het loon- en prijspeil worden verwacht, zonder dat aan sociale uitgaven en de woningbouw be
hoeft te worden getornd of zonder dat behoeft te worden afgezien van een matiging van een
in de herstelperiode hoog opgeschroefde belastingdruk. Voor zover verdere aanpassingsmaat
regelen zoals afschaffing van subsidie's (melkprijs) of een verdere huurverhoging onontkoom
baar zijn, dienen de voor het prijspeil nadelige gevolgen daarvan zoveel mogelijk door belas
tingverlaging te worden opgevangen.
In dit verband werkt evenwel een verdere daling van de geld- en kapitaalrente, zoals die
ook in het verslagjaar kon worden waargenomen, averechts, d.w.z. stimulerend op de over
heidsuitgaven, in 't bijzonder van de lagere publiekrechtelijke lichamen. Deze lage rente wordt
kunstmatig bevorderd door een nog steeds vergaande gebondenheid van het internationale
kapitaalverkeer. Een verdere vrijmaking daarvan dan in het verslagjaar werd tot stand gebracht,
wordt door de deviezenpositie alsmede door de stand van de betalingsbalans mogelijk gemaakt.
Deze laatste bleef met een overschot van 700 milioen op lopende rekening gunstig, als ge
volg waarvan het nationale deviezenbezit met een bedrag van 4.637 millioen ondanks af
lossing van schuld aan het buitenland behoorlijk op peil bleef. Het grote belang voor ons
land van de verdere ontwikkeling van de Amerikaanse handelspolitiek blijkt uit het verloop
van de betalingsrekening met dat land na de onzerzijds toegepaste liberalisatie van Dollar-
invoeren: het overschot in lopende rekening met de Verenigde Staten ad 100 millioen in
1953 maakte wederom plaats voor een nadelig saldo van 65 millioen.
De renteverlaging op de geldmarkt kwam voor onze instelling het meest effectief tot uit
drukking in de aankondiging zijdens het Ministerie van Financiën, dat de rente op de z.g.
boerenleenbankrekening, waarop door ons kan worden gestort 12% van de aan de aangeslo
ten boerenleenbanken toevertrouwde spaargelden, in 1955 met l/2% zou worden verlaagd. De
hierna te bespreken politiek, die uitdrukking vond in het gentlement's agreement met De Neder-
landsche Bank, had geen rentestijging op de geldmarkt tot gevolg. Tegenover het nadeel van de
rentederving op het bedrag, dat wij ingevolge dit agreement bij De Nederlandsche Bank op
renteloze rekening aanhouden, stond het rentevoordeel, verbonden aan de aangeboden 2%%
rente-opbrengende schatkistcertificaten met een looptijd van 8 tot 12 jaar, die tussentijds onder
zekere omstandigheden door verkoop aan De Nederlandsche Bank in liquide middelen kun
nen worden omgezet. Ook kunnen deze schatkistcertificaten aan bij het gentlemen's agree
ment aangesloten instellingen worden verkocht.
De renteverlaging op de kapitaalmarkt werd gedemonstreerd door het wederom verschijnen
van het 3(4% rente-type, nadat in de loop van 1953 het Rijk langlopende obligatie-leningen
had uitgegeven tegen 3%% en $y2%-
8
Uitvoering Wet Toezicht Credietwezen
In ons vorig jaarverslag hebben wij uitvoerige beschouwingen gewijd aan de toepassing van
de Wet Toezicht Credietwezen en daarbij melding gemaakt van een aantal uitvoeringsvoor
schriften en van verdere maatregelen, die in het begin van 1954 hun volledig beslag hebben
gekregen. Wij kunnen volstaan met daarnaar te verwijzen, behoudens dat ter aanvulling daar
van nog het navolgende kan worden opgemerkt.
Bij Koninklijke Boodschap van 30 Augustus 1954 werd een wetsontwerp ingediend tot ver
lenging van de Wet Toezicht Credietwezen, die zonder dat zou zijn afgelopen per 31 Decem
ber 1954. Zoals bekend is indertijd de werking van de Wet Toezicht Credietwezen aan een
bepaalde tijdsduur gebonden met de bedoeling de beslissing aan te houden over de vraag,
of de bevoegdheden, die de Wet aan de monetaire autoriteiten toekent, ook onder normale
omstandigheden te hunner beschikking dienen te staan. De beslissing op deze vraag zou af
hankelijk worden gesteld van de ervaringen, die in de tussentijd met de toepassing der Wet
zouden kunnen zijn opgedaan. Daarvoor was nog te weinig tijd geweest en derhalve werd
een verlenging van de duur met twee jaar voorgesteld. Het desbetreffende voorstel verkreeg
inmiddels kracht van Wet, als gevolg waarvan de werkingsduur van de Wet verlengd werd
tot 1 Januari 1957.
Middelerwijl heeft vooral het afgelopen jaar een belangrijke ervaring gebracht en wel in ver
band met de totstandkoming van het gentlemen's agreement inzake het aanhouden van kas-
reserves bij De Nederlandsche Bank. Het meest opvallend van deze zeer vergaande regeling,
als gevolg waarvan een derde van de aan de banken toevertrouwde gelden werden vastge
legd in de vorm van renteloze saldi bij De Nederlandsche Bank en van schatkistcertificaten
met een looptijd van 8 tot 12 jaar, is wel, dat zij buiten het overigens ruim gestelde kader van
de Wet Toezicht Credietwezen viel en derhalve, zoals ook voorheen in overeenkomstige omstan
digheden placht te geschieden, langs de beproefde weg van het gentlemen's agreement tussen
De Nederlandsche Bank en de betrokken groepen van credietinstellingen werd tot stand ge
bracht. Dit schijnt, zoals de ervaring telkens opnieuw leert, binnen het kader van de in het
Nederlandse bankwezen bestaande verhoudingen toch wel de aangewezen weg te zijn om in
het geld- en credietwezen opkomende moeilijkheden, die buiten het terrein van het bedrijfs-
economisch toezicht liggen, het hoofd te bieden.
Ook onze Centrale Bank trad tot het bedoelde gentlemen's agreement toe. Diensvolgens
werd door ons een wisselend percentage, dat evenwel 10% niet te boven ging, van de kas-
reserveplichtige gelden (de aan de Centrale Bank rechtstreeks toevertrouwde gelden in lo
pende rekening plus de lopende rekening-gelden van de aangesloten boerenleenbanken, voor
zover deze volgens een bepaalde formule geacht worden bij de Centrale Bank uit te staan),
als renteloos saldo bij De Nederlandsche Bank aangehouden. Voorts werd door ons deelgeno
men in de uitgifte van de reeds vermelde schatkistcertificaten en wel voor 25% van de kas-
reserveplichtige gelden. De hoop, die wij koesterden, dat als gevolg van deze maatregelen de
geldmarkt meer en betere mogelijkheden voor uitzetting van geld op korte termijn zou bie
den, werd niet vervuld. Voor verkrijging van schatkistpapier bleven de instellingen, behou-