18 19 Ontwikkeling van de Zuivelproductie (19501952 100) 1952 '953 ^954 hoeveelheid melk van veehouders ontvangen 98 104 106 totale boterproductie 88 100 98 totale (fabrieks)kaasproductie 107 120 125 productie van gecondenseerde melk 118 114 118 productie van melk 1x9 129 138 Ondanks de opruiming van vee in het kader van het plan tot uitroeiing van de t.b.c. onder het rundvee, breidde de rundveestapel zich in het verslagjaar nog een weinig uit. De uitvoering van dit plan verliep sneller dan bij de opzet werd verwacht. Sedert 20 Mei 1951 toen met de uitvoering werd begonnen, werden meer dan 71.000 rundveebeslagen vrij van tuberculose; in dezelfde periode werden 310.000 reactiedieren aangeboden voor een slachtpremie. De afzet van slachtvee kon in het verslagjaar, ook in het najaar, tegen goede prijzen plaats vinden. Deze gunstige prijzen en een zekere drang tot intensivering leidden er toe, dat meer mestvee werd aangehouden. In het begin van het verslagjaar had de Regering zich accoord verklaard met de opvatting van de georganiseerde landbouw, dat hantering van monopolieheffingen op voergraan gepaard moest gaan met het verlenen van een redelijke compensatie aan de veehouderij voor de kost- prijsbeïnvloedende werking van deze heffingen. In de tweede helft werd echter bekend ge maakt, dat de Regering geen gelden uit de Schatkist voor de compensatie beschikbaar wilde stellen en dat aan exportrestituties niet meer uitgekeerd mocht worden dan er aan monopo lieheffingen binnenkwam. Hierdoor werd in veehouderijkringen grote onrust gewekt en werd het vraagstuk van de monopolieheffingen opnieuw een onderwerp van discussie. Voor de varkenshouderij was 1954 een gunstig jaar. De voerkosten waren tot het na jaar betrekkelijk laag en er waren schier onbeperkte exportmogelijkheden. Het aanbod van varkens was dikwijls te gering om van deze mogelijkheden volledig profijt te trekken. De levering van bacon naar Engeland in het kader van het bacon-contract kwam in de knel, omdat de marktprijzen van varkens veelal boven de garantieprijs van baconvarkens lagen. Om toch de aanvoer van varkens voor de baconbereiding mogelijk te maken, moest in een groot gedeelte van het jaar de overnameprijs gesteld worden op een niveau boven de garantieprijs; het ver schil werd bijgepast uit het Varkensfonds (later Vleesfonds). Toen in September de garantie prijs voor baconvarkens werd verhoogd in verband met de hogere voederkosten, kwam de overnameprijs weer beneden de garantieprijs te liggen en moest de Overheid het verschil in het Vleesfonds storten. Dit alles verklaart, waarom de export van bacon terugliep 65 millioen tegen 80 mil- lioen in 1953), terwijl de uitvoer vooral van vleesproducten beduidend toenam. In het ver slagjaar was de waarde van uitgevoerde vleesproducten 247 (212) millioen; hiervan namen de U.S.A. 121 millioen en Groot Brittannië 98 millioen voor hun rekening. In de laatste maanden van het verslagjaar waren er reeds tekenen te bespeuren, welke er op wezen, dat de goede tijd voor de varkenshouders spoedig althans voor een aantal maanden voorbij zou zijn. De voerkosten stegen, terwijl de export moeilijker werd, omdat in nagenoeg alle landen de varkensstapel aanzienlijk was uitgebreid. De ruime maar tijde- lijRe uitvoermogelijkheden van levende varkens naar Italië en Zwitserland hebben de prijs daling van de varkens op de Nederlandse markt nog even tegengehouden. Voor de pluimveehouderij was 1954 minder gunstig dan het voorafgaande jaar. Wel waren de voederkosten tot het najaar betrekkelijk laag, maar ook de eierprijzen waren het ge hele jaar door niet hoog, dikwijls zelfs aan de lage kant. Slechts de laatste maanden van het verslagjaar brachten voor de pluimveehouders betrekkelijk gunstige prijzen. Bij de uitbreiding van de pluimveestapel verband houdend met het gunstige jaar 1953 was het een geluk kig verschijnsel, dat de selectie nog scherper werd en de top van de aanvoer van eieren niet meer in het voorjaar maar in het najaar viel. Bovendien nam het binnenlands eierverbruik toe. Meer dan 2 milliard verse hoendereieren werden in 1954 geëxporteerd met een waarde van ruim 294 (251) millioen; beide cijfers vormen een record. Ook de uitvoer van geslacht pluim vee nam toe en wel tot 40 (30) millioen: West Duitsland bleef veruit het belangrijkste afzetgebied voor eieren 80% van de uitvoer) en ook voor slachtpluimvee 73% van de export) Omvang van a 'e Veestapel (in duizenden stuks) Mei 1952 Mei 1953 Mei 1934 rundvee 2.858 2.930 3.026 waarvan melk- en kalfkoeien 1.483 1.504 1.548 varkens 1.843 1.964 1-973 hoenderen 23.803 27.551 31.952 De aanvoer van groente aan de veilingen was ten gevolge van de weersomstandigheden geringer dan in 1953, maar de gemiddeld gemaakte prijzen waren (na April) aanzienlijk ho ger. Voor (hard) fruit was het omgekeerde het geval; grotere aanvoer, maar lagere prijzen. De totale geldelijke omzetten van de groenten- en fruitveilingen lagen met 440 (383) mil lioen beduidend boven die van het voorafgaande jaar. Over het geheel genomen was ondanks de sterke stijging der kosten 1954 een gunstig jaar voor de groentetelers. De lage prijzen van bewaarkool (oogst 1933) was voor de Regering op aandrang van de georganiseerde land en tuinbouw aanleiding tot het geven van een toeslag in het voorjaar. Het najaar bracht echter ook voor de bewaarkool goede prijzen. De afzet van uien (oogst 1954) verliep echter teleurstellend. De waarde van de uitgevoerde verse groente, welke in 1953 ongeveer 24 millioen beneden die van 1952 lag, steeg in het verslagjaar tot ruim 172 (155) millioen. De uitbreiding van de tomatenteelt onder verwarmd glas (1954: 633 ha. 1953: 535 ha.) veroorzaakte enige on gerustheid en was de aanleiding tot een aandrang uit tuinbouwkringen om de activiteiten van

Rabobank Bronnenarchief

Jaarverslagen Coöperatieve Centrale Boerenleenbank | 1954 | | pagina 10