10 11 De rundveestapel breidde zich in het verslagjaar weer uit, hoewel een groot aantal stuks rundvee werd opgeruimd in het kader van het plan tot bestrijding van de runder-t.b.c.. De uitvoering van dit plan bleef gunstig verlopen. Een groot gedeelte van Nederland was op het einde van het verslag jaar geheel of nagenoeg geheel t.b.c.-vrij gemaakt. Het aantal sedert 20 Mei 1951, toen met de uit voering van het plan een aanvang werd gemaakt, tot eind 1953 vrij gemaakte rundveebeslagen be liep bijna 58.000, terwijl over hetzelfde tijdvak bijna 250.000 reactie-dieren voor slachtpremie wer den aangeboden. De afzet van slachtvee kon in het verslagjaar tegen gemiddeld goede prijzen geschieden. De vrij algemeen tegen het najaar verwachte scherpe prijsval op de slachtveemarkt bleef uit. Het gunstige najaarsweer was n.1. oorzaak, dat de aanvoer ter markt van in de weide gemest vee niet tot enkele weken beperkt bleef. In de tweede helft van het verslagjaar is niet alleen in de akkerbouwkringen, maar ook en mis schien nog meer in de kringen van de veehouderij heel wat te doen geweest over de monopoliehef fingen op importvoer. Aarzelend en met een zekere tegenzin heeft de veehouderij zich neergelegd bij de hantering van monopolieheffingen voor voergranen op een zeker minimum-niveau. Als voor waarde werd hieraan echter verbonden, dat aan de verschillende sectoren van de veehouderij een re delijke compensatie verleend zou worden voor de kostprijsverhogende werkingen van deze heffingen voor melk- en zuivelproducten, vlees en eieren. De georganiseerde landbouw bleek het over de kop peling van monopolieheffingen en compensatie voor de veehouderij eens te kunnen worden, maar de Regering had op het einde van 1953 nog geen duidelijk standpunt hierover bepaald. Het jaar 1953 begon voor de varkenshouderij niet erg best. Wel waren de kosten van aangekocht voer veel lager dan enige maanden tevoren, maar de uitvoermogelijkheden vielen tegen, mede als gevolg van de Britse invoerbeperkingen. De waarde van de uitgevoerde vleeswaren en -conserven in Januari tot en met April was ongeveer 44 millioen lager dan over de overeenkomstige maanden van 1952. Dit leidde vanzelfsprekend tot een druk op het baconcontract: in de eerste maanden van 1953 werd beduidend meer bacon uitgevoerd dan in dezelfde periode van het voorafgaande jaar. Het baconcontingent dreigde veel te spoedig uitgeput te geraken. Teneinde de aanvoer van bacon- varkens af te remmen en de afzetmogelijkheden van andere varkens te vergemakkelijken werd tus sen Regering en bedrijfsleven overeengekomen, dat de overnameprijs van bacon maximaal 5 ct., later maximaal 10 ct. per kg. geslacht gewicht, onder of boven de garantieprijs zou mogen liggen. Wan neer de overnameprijs beneden de garantieprijs zou liggen, zou het verschil door de Overheid in een Varkensfonds gestort worden; de gelden van dit fonds zouden speciaal in de baconsector worden aangewend. Daar in de loop van 1953 de overnameprijs steeds beneden de garantieprijs voor bacon werd vastgesteld, kwam er een flink bedrag, n.1. ruim 2 millioen in het fonds. In het midden van het jaar kwam een kentering ten gunste van de varkenshouders. De export be gon veel vlotter te lopen, onder meer door een verzachting van de Britse invoerbeperkingen ten aan zien van vleesconserven. Daardoor, maar ook dank zij de zgn. vetmet-regeling en de lage voerprijzen werd de varkenshouderij behoorlijk rendabel. De export van producten, uit of met vlees bereid, over trof tenslotte naar waarde nog de uitvoer in 1952 (bijna 212 millioen tegenover 209,5 millioen). Groot-Brittannië en de Ver. Staten waren de belangrijkste afnemers. Het baconcontingent, dat met een extra hoeveelheid van 7500 ton verhoogd was, werd niet uitgeput. Voor de pluimveehouderij was 1953 een gunstig jaar. De pluimveehouders reageerden op de af schaffing van de kuikendistributie met een aanzienlijke uitbreiding van de pluimveestapel, hetgeen in het tweede halfjaar een sterk vergrote aanvoer van eieren tengevolge had. Op het einde van het jaar kwam een regeling tot stand, waarbij voor verschillende groepen van pluimveehouders maxima werden vastgesteld met betrekking tot het aantal aan te houden legkippen. Deze maatregel heeft met ten doel de pluimveestapel te beperken, maar is er op gericht het ontstaan van nieuwe grondloze pluimvee- bedrijven tegen te gaan en de toepassing van een later misschien noodzakelijke beperking van de pluimveestapel te vergemakkelijken. Vooral in het najaar waren er ruime exportmogelijkheden, de eierprijzen waren tot eind November hoog. De waarde van de uitgevoerde eieren en andere pluim veeproducten steeg van 279 millioen in 1952 tot het nog nooit bereikte niveau van 313 mdhoen De verse eieren namen hiervan 251 millioen 227 millioen) voor hun rekening en geslachte hoenders 30 millioen 24 millioen). West-Duitsland was opnieuw het belangrijkste afzetgebied voor eieren (ruim 80% van de uitgevoerde eieren). Omvang van de veestapel (in duizenden stuks) Mei Mei Mei 1951 1952 1953 2.863 2.858 2.930 Rundvee T x 483 1.504 Melk- en kalfkoeien ,.s.3 1.064 Varkens _,T Hoenders 25'335 De omzetten van de groente- en fruitveilingen waren een weinig groter: tegenover een omzet van 376 millioen in 1932 stond in het verslagjaar een omzet van bijna 383 millioen. Dit beteken echter niet dat de rentabiliteit van de tuinbouw gunstiger werd. Integendeel, de tuinbouw werd in het verslagjaar uitgebreid en verder geïntensiveerd, terwijl de kosten van de tuinbouwproduct bedu - dend stegen. De veilingomzetten hadden dus aanzienlijk hoger moeten zijn wilde eenzelfde ren - biliteit behouden blijven. Dat dit niet het geval was, werd vooral veroorzaakt door het tegenva van de uitvoer van groenten in het najaar. Het gunstige najaarsweer bracht een enorme productie van najaars- en wintergroenten in Nederland èn in het buitenland met zich mede. Daardoor stuitte de uitvoer van groenten in deze periode op bijzondere moeilijkheden. De waarde van de uitgevoerde verse groenten daalde zodoende van f r79 millioen in r952 tot r55 millioen m het verslagjaar. Zo verminderde de uitvoer van uien, waarvan de oogst buitengewoon groot uitviel, met 40x100ton. Speciaal in enkele gebieden met veel grove volie-grondstuinbouw werd de positie van de tuinder "He?systeem van ophoud- en vergoedingsprijzen bleef gehandhaafd en werkte bevredigend. De nachtvorst van begin Mei deed een deel van de fruitoogst verloren gaan. Ook in de ons omlig gende landen was de fruitoogst matig. Mede als gevolg daarvan en ook door een betere spreidingvan het aanbod (koelhuizen) viel de afzet, ook de export, over het geheel genomen met tegen. De ex portwaarde van vers fruit steeg van 70,5 millioen in het voorafgaande jaar tot bijna 74 mil oem Voor de bloembollenkwekers was i953 weer een goed jaar. De exportwaarde steeg met 9 mdlioen en bereikte daarmede het recordniveau van bijna 143 millioen. De belangrijkste exportlan waren de Verenigde Staten, Groot-Brittannië, Zweden en West-Duitsland. De uitvoer van bloemisterij-gewassen nam ondanks vele moeilijkheden, ook in Beneluxverban toch niet onbelangrijk toe. De uitvoerwaarde van bloemen en planten beliep in het verslagjaar 21 4 millioen (18,6). De positie van de bloementelers was zodoende redelijk te noemen: aan de ene

Rabobank Bronnenarchief

Jaarverslagen Coöperatieve Centrale Boerenleenbank | 1953 | | pagina 6