32
De van zaken bij de Centrale Bank
33
De financiële positie der Boerenleenbanken
Ongetwijfeld is de financiële positie der boerenleenbanken in het verslagjaar aanzienlijk versterkt.
De toevertrouwde gelden namen toe met rond 50 millioen, waarvan rond 30 millioen in eigen
kring werd uitgezet, d.i. voor 60%. Dit is voor onze boerenleenbanken een hoog percentage. Per
ultimo 1952 beliepen de eigen uitzettingen (in effecten en bij publiekrechtelijke lichamen daaronder
begrepen) 30% van de toevertrouwde gelden en per ultimo 1953 nagenoeg 33%. Berekent men de
overeenkomstige percentages alleen voor de uitstaande credieten en voorschotten dan komt men voor
1952 op 24% en voor 1953 op 26%. Voor de afzonderlijke boerenleenbanken zijn deze percen
tages uiteraard verschillend.
De boerenleenbanken met relatief minder uitzettingen ondervonden grote steun van de met ingang
van 1 Januari 1953 door de Centrale Bank verhoogde rentevergoeding voor haar rekening courant
tegoed. Deze bedraagt 1%% tot van de aan de desbetreffende boerenleenbank toevertrouwde
gelden; over de bedragen, die daarboven in rekening courant bij de Centrale Bank worden aange
houden, wordt 3% vergoed. In verband met het nieuwe systeem van rentevergoeding had het geen
zin daarnaast nog afzonderlijk rekeningen aan te houden tegenover de halfjaars- en jaarsdeposito's,
die bij de boerenleenbanken uitstaan. Wel werden de boerenleenbanken in de gelegenheid gesteld
om tot het bedrag, waarvoor zij aansprakelijk zijn tegenover de Centrale Bank, d.i. voor de volstor-
tingsplicht ad 900,op ieder aandeel en voor de aansprakelijkheid ad 1.000,die bovendien
aan ieder aandeel is verbonden, gelden te storten op een 4% deposito-rekening.
Het gewijzigde rentevergoedingssysteem betekent, dat een boerenleenbank met 1 millioen aan
toevertrouwde gelden en met 10 aandelen Centrale Bank, zoals thans gebruikelijk, en die alle toever
trouwde gelden bij de Centrale Bank zou hebben uitstaan, een gemiddelde rente maakt van 2,76%.
Een boerenleenbank met het gemiddelde percentage van 33% der toevertrouwde gelden aan eigen
uitzettingen, maakt bij het thans bij de Centrale Bank geldende rentesysteem en aannemende, dat
over de eigen uitzettingen in 1953 een gemiddelde rente werd gemaakt van 4%, een gemiddelde rente
over alle toevertrouwde gelden (reserves niet medegerekend) van ruim 3%. De rente, die door de
boerenleenbanken in het verslagjaar gemiddeld werd vergoed over spaar- en lopende rekeninggel-
den samen, kan worden gesteld op 2,27
De stijging van de bruto aan de boerenleenbanken verblijvende rente-marge ten opzichte van voor
afgaande jaren hadden de boerenleenbanken hard nodig in verband met de toenemende lasten we
gens salaris en pensioenpremie voor kassier en eventuele assistenten. De met de salariëring gemoeide
bedragen beliepen resp. 1.640.900 in 1952 en 1.769.400 in 1953. Terzake van de pensioenver
zekering kwam ten laste van beide jaren een bedrag van 280.200. De last van salarissen en pen
sioenpremies samen is voor 1953 gelijk aan 0.295% van de aan de boerenleenbanken toevertrouwde
gelden.
De reserves van de boerenleenbanken stegen in het verslagjaar met 1 millioen tot 21 millioen.
Tezamen met de open reserves van de Centrale Bank belopen de reserves van onze boerenleenban
ken een bedrag van 32 millioen. Alhoewel de verantwoordelijke beheerders bij voortduring bedacht
zullen moeten zijn op een verdere versterking van de reserves in verband met de groei van de toe
vertrouwde gelden en van de eigen uitzettingen die nog steeds een stijging vertonen, kunnen de
reserves bij de boerenleenbanken zeer zeker een vergelijking met de reserves bij de handelsbanken
doorstaan Bij drie grootbanken, waarvan de jaarverslagen over 1953 inmiddels gepubliceerd wer
den en die ieder toevertrouwde gelden bezitten tot hogere bedragen dan onze boerenleenbankorga
nisatie belopen de overeenkomstige reserves resp. 46,5. f 25en f millioen Daarnaast
beschikken deze instellingen over een volgestort aandelenkapitaal. Onze boerenleenbanken kennen
evenwel de onbeperkte aansprakelijkheid der leden. De betekenis daarvan voor de solvabiliteit der
instellingen is nagenoeg gelijk. Voor derden vormen aandelenkapitaal en onbeperkte leden-aan-
sprakel.jkheid een extra waarborg. Intern zal het beleid steeds zodanig moeten worden gevoerd,
dat zowel aandelenkapitaal als ledenaansprakelijkheid onaangetast blijven.
Evenals in het jaar 1952, had ook in het verslagjaar de geldbeweging bij de boerenleenbanken een
stijging van de tegoeden van de boerenleenbanken bij de Centrale Bank tot gevolg, ondanks een toe
neming van de eigen uitzettingen der boerenleenbanken met 29 millioen. De tegoeden van de boe
renleenbanken bij de Centrale Bank gaven een stijging te zien met 24,3 millioen.
Tegoeden der aangesloten boerenleenbanken bij de Centrale Bank
(in duizenden guldens)
1952 1953
Boerenleenbanken 4% deposito-rekening ^54
Boerenleenbanken deposito-brieven 1.025 54
Boerenleenbanken spaarreserve-rekening 10
Boerenleenbanken rekening-courant 4 4,898477-231
Totaal 466.083 49°-433
In bovenstaand overzicht zijn de in het jaar 1952 nog voorkomende deposito-rekeningen van boe
renleenbanken bij de Centrale Bank opgenomen onder de rekening-courant der boerenleenbanken
bij de Centrale Bank. Reeds hiervoor werd opgemerkt, dat afzonderlijke deposito-rekeningen m e
verkeer tussen boerenleenbanken en Centrale Bank met ingang van i953 werden opgeheven in ver
band met de rentevergoeding ad 3% over het grootste deel van de rekening-courant.
De balans van de Centrale Bank brengt tot uitdrukking de in het algemeen ruime liquiditeit,
waardoor het verslagjaar gekenmerkt werd. De z.g. liquiditeiten of op korte termijn belegde waar
den stegen van 136,6 tot 161,7 millioen. De nog al verrassende ontwikkeling van de voor be
legging beschikbaar komende middelen alsmede de onzekerheid betreffende de toepassing van de
Wet Toezicht Credietwezen waren van invloed op het aanhouden van een groot bedrag aan liquidi
teiten. Ter beoordeling van deze liquiditeit zij opgemerkt, dat bij toepassing van de monetaire dek
kingsregeling, waarover thans ter eventuele uitvoering van art. 10 der Wet Toezicht Credietwezen
tussen De Nederlandsche Bank en vertegenwoordigers van het landbouwcredietwezen m beginse
overeenstemming is bereikt, op basis van de balanscijfers per ultimo December 1953 een bedrag aan
liquiditeiten aanwezig moet zijn ad 98 millioen (10% tegenover de spaarge]Iden«1 3°% tegen
over de lopende rekeninggelden)Een zodanige superliquiditeit, zoals die zich bij het handelsbank
wezen voordeed in de vorm van bij De Nederlandsche Bank aangehouden saldi waarvoor op de
geldmarkt geen passende belegging kon worden gevonden, kwam bij onze Centrale Bank met voor.