26 27 Indexcijfers van de maandomzetten op lopende rekeningen 1948 t/m 1953 1948 100) 1949 1950 1951 1952 2953 Januari 128,2 188.0 230,9 296,9 332,5 Februari i4r,o 198,3 262,8 321,8 327,7 Maart 145,7 201,2 255A 286,8 328,5 April 132,4 164,7 297,6 230,2 269,0 Mei 143,9 178,8 216,2 270,6 293,9 Juni 113,1 I44,° 165,4 188,3 213,1 Juli "5,i 141,7 188,5 197,3 236,5 Augustus 125.6 152,8 205,2 215,3 235,4 September 140,5 I7B7 196,9 248,9 2Ór,2 October 122,5 259,8 197,7 247,7 270,0 November 133,8 172,2 235,6 231,3 267,3 December 148,2 169,6 216,9 254,9 286,4 De crediet- en voorschotverlening Het bedrag der in het verslagjaar verstrekte voorschotten was met 45.5 millioen 35) nog iets hoger dan het bedrag dezer verstrekkingen in 1951, dat voor de voorschotverlening een top jaar was in onze organisatie. Ook de aflossingen op de opgenomen voorschotten gaven een stij ging te zien en wel van 14 tot 19,3 millioen. Per saldo stegen de bij onze boerenleenbanken op genomen voorschotten met een bedrag van 26,5 millioen. Het bedrag, dat op het einde van het jaar was opgenomen bij wijze van crediet in lopende reke ning, steeg van 38,9 tot 41,8 millioen, de verschuldigde rente telkens niet medegerekend. Aan credieten en voorschotten samen stond per 31 December 1953 bij onze aangesloten boeren leenbanken een bedrag uit van 191,8 millioen tegenover 162,8 millioen per ultimo 1952. Van dit totaal stond 150 millioen 123,9) uit in de vorm van vaste in regelmatige termijnen af te los sen voorschotten en 41,8 millioen 38,9) als crediet in lopende rekening. Van genoemd totaal stond een bedrag van 115,3 millioen 93,9) uit bij individuele boeren en tuinders en 30,8 millioen 30) bij landbouwcoöperaties en verenigingen, zodat in totaal 146,1 millioen 123,9) uitstond in de landbouw. Dit is 76,1%. Het resterende bedrag ad 45,7 millioen 38,9) of 23,9% betrof uitzettingen bij particulieren buiten de landbouw of bij lagere publiekrechtelijke lichamen,' zo als waterschappen, polders en plattelands gemeenten. De procentuele indeling tussen uitleningen in en buiten de landbouw bleef in het verslagjaar gelijk ten opzichte van het jaar daarvoor. De stijging in absolute bedragen van de uitleningen buiten de landbouw ad 6,8 millioen komt voor een bedrag van 3 millioen voor rekening van hypothecaire voorschotten aan particulieren buiten de landbouw. Het restant heeft betrekking op uitleningen aan lagere publiekrechtelijke lichamen. De betrekkelijk krachtige stijging van de bij boerenleenbanken uitstaande voorschotten en credie ten met een bedrag van 29 millioen 15,4) is opmerkelijk voor een jaar, dat overigens geken merkt werd door een grote geldruimte. Zij is echter geheel overeenkomstig de verwachtingen, uitge drukt in ons vorig jaarverslag. Een niet onaanzienlijke investeringsdrang (bijv. aanschaf van tracto ren) is losgekomen ook in gebieden, die tot nu daarin ten achter bleven. In niet geringe mate heeft tot de stijging der uitstaande voorschotten ook bijgedragen dat de boerenleenbanken principieel werden betrokken in de verzorging van het grondcrediet middels de verstrekking van hypothecaire voorschotten op lange termijn (ten hoogste 40 jaar), die evenwel altijd met een maand of met drie maanden kunnen worden opgezegd. De hypotheekportefeuille onzer boerenleenbanken steeg in het verslagjaar met 20 millioen (16,1). Wij zijn van mening, dat deze vraag naar hypothecair crediet bij onze boerenleenbanken voorals nog zal aanhouden. Nu de Wet Vervreemding Landbouwgronden, die met ingang van 21 December 1953 in werking trad, een nieuw stelsel van prijsbeheersing heeft gebracht voor landbouwgronden, dat niet meer op het historisch prijsniveau van 1940, doch op de netto pachtwaarde der gronden is gebaseerd, mag een vlotter kapitaalverkeer wat betreft vervreemding van landbouwgronden worden verwacht.'In vele gevallen zullen de officieel toegelaten prijzen hoger komen te liggen dan voor heen het geval was. Dit zal ook van invloed zijn op de taxaties van gronden en boerderijen voor de hypotheekverstrekking, zodat veelal hypothecaire voorschotten tot hogere bedragen zullen kunnen worden verstrekt dan voorheen het geval was. In deze achten wij evenwel een waarschuwing op zijn plaats. De prijsvoorschriften, die ingevolge de Wet Vervreemding Landbouwgronden zijn vastgesteld, geven een richtlijn voor de bepaling door de Grondkamers van de maximum toelaatbare contra prestatie voor gronden en bedrijven. Geenszins is gezegd, dat deze in de practijk altijd tegen het pla fond zullen liggen. Met name voor het gebouwen kapitaal en nog in sterker mate voor glasopstan den waarvoor de hoogst toelaatbare verkoopprijs kan worden vastgesteld op basis van vervangings- kost'en, verminderd met afschrijvingen, is dit twijfelachtig. De taxaties voor de hypotheekverstrekking zullen dan ook in beginsel niet kunnen worden gedaan aan de hand van de hiervoor bedoelde richtlij nen, die gelden voor de toepassing van de Wet Vervreemding Landbouwgronden, doch zullen moeten worden gedaan op basis van de verkoopprijzen voor overeenkomstige bedrijven, die in de practijk tot stand komen. Naar onze mening geldt hetzelfde voor waardering van landbouwgronden en boerderijen voor de regeling van de vermogens- en successiebelasting. Daarnaast zal in de taxaties bovendien nog moeten worden verdisconteerd de toekomstverwachting omtrent de opbrengstmogelijkheden van het land- en tuinbouwbedrijf. Bij de bepaling van het te verstrekken hypotheekbedrag zal tenslotte ook steeds moeten worden nagegaan of de debiteur de last van rente en aflossing zal kunnen dragen. In dien andere financiële instellingen, die als regel verder dan onze boerenleenbanken van de practijk af staan zouden menen wel op basis van de prijsvoorschriften hypotheek te kunnen verstrekken, kunnen wij daarvan slechts ongelukken verwachten. Zulks zal evenwel de beheerders van onze boerenleen banken niet van de nuchtere werkelijkheid mogen afbrengen, dat zij nagaan of de last van rente en aflossing kan worden opgebracht. Daarbij mag men niet uit het oog verliezen, dat in het geldende systeem van pachtprijzen voor het gebouwenkapitaal nauwelijks een netto-rente overschiet. Ook de eigenaar zal deze dan slechts in bescheiden mate kunnen opbrengen. De hier gesignaleerde gevaren dreigen in 't bijzonder in gevallen van vervreemding in verband met emigratie. Deze doet meer en meer haar invloed gelden op de bedrijvigheid bij onze boerenleen banken. Wat de spaarvorming betreft in negatieve zin en wat de crediet- en voorschotverlening be treft in positieve zin. Dit hangt samen met de verruiming van de mogelijkheden tot overmaking van gelden ten behoeve van emigranten. Als gevolg daarvan zal thans eerder tot verkoop van het be drijf hier te lande worden overgegaan dan voorheen het geval was. Daar de emigratie hoge finan- cieringseisen stelt, zal men gaarne zo duur mogelijk willen verkopen en waar meestal vele gega digden aanwezig zijn, kunnen de prijzen hoog lopen. Het is dan niet in alle gevallen mogelijk om binnen het kader van een redelijke hypotheekverlening het tekort aan financieringsmiddelen der as pirant-kopers aan te vullen.

Rabobank Bronnenarchief

Jaarverslagen Coöperatieve Centrale Boerenleenbank | 1953 | | pagina 14