18 De gang van zaken bij de Boerenleenbanken Omzetten in 1952 en 1953 bij de aangesloten Boerenleenbanken 19 Voor de volgende 50 millioen geldt de helft van het voorgeschreven percentage, d.i. derhalve voor ten hoogste ~jlff/o. In de bespreking met De Nederlandsche Bank hebben wij het standpunt ingenomen, dat onze Centrale Bank met een dergelijk gentlemen's agreement onze boerenleenbanken, die autonome juridi sche eenheden zijn, niet zou kunnen verplichten, daarbij te kennen gevende, dat, indien de regeling ook betrekking zou moeten hebben op het geheel van de lopende rekeninggelden van de boeren leenbanken en indien de Centrale Bank ook daarvoor de verplicht voorgeschreven renteloze kas- reserve bij De Nederlandsche Bank zou moeten aanhouden hetgeen uiteraard met een rentever laging over de tegoeden van de Boerenleenbanken bij de Centrale Bank zou hebben moeten gepaard gaan alsdan een algemene vergadering der boerenleenbanken in de totstandkoming van een der gelijke regeling zou moeten worden gekend. De aanvaarding van dit standpunt door De Neder landsche Bank heeft tot overeenstemming geleid over de toetreding van de Centrale Bank tot de kasreserveregeling voor het bedrag van haar eigen lopende rekening-gelden (van derden) en voor dat deel van de lopende rekening-gelden der boerenleenbanken, dat geacht kan worden bij de Cen trale Bank uit te staan. Voor de vaststelling daarvan is een formule overeengekomen. Voor de eerste maand is het percentage, dat tegenover de in aanmerking komende gelden van derden als kasreserve moet worden aangehouden, bepaald op 5%. Een geleidelijke opvoering van dit percentage tot bijv. 10% is bereikt, is zeer wel mogelijk. De kasreserve-regeling is voor de handelsbanken ingegaan met ingang van 22 Maart 1954. Om technische reden is de datum van in werking treding voor de beide Centrale Banken bepaald op 1 April. Voor de crediet instellingen, die aan de regeling inzake kasreserve's bij De Nederlandsche Bank meedoen, is op 23 Februari de inschrijving opengesteld op schatkistcertificaten met een gemiddel de looptijd van ro jaar en een gemiddelde rente van 2met storting op 1 Maart 1954. Daarbij bestond de verwachting, dat door de desbetreffende credietinstellingen op deze semi-consolidatiele- ning zou worden ingeschreven voor 25% van de gelden van derden, die voor de kasreserve-regeling in aanmerking worden genomen. Voor dat bedrag is door onze Centrale Bank deelgenomen. Aan deze schatkistcertificaten zijn bijzondere belenings-faciliteiten verbonden en uiteindelijk kunnen zij, indien bepaalde omstandigheden zich voordoen, tegen een tevoren gegarandeerde koers aan De Nederlandsche Bank worden overgedaan. Het geheel van de hiervoor beschreven regelingen zal op het eigen bedrijf van de boerenleenbanken geen rechtstreekse onmiddellijk ingaande werking hebben. Toch mag het belang daarvan ook voor de Boerenleenbanken niet worden onderschat. Vooreerst bestaat nu eindelijk de nodige zekerheid omtrent de toepassing van de "Wet Toezicht Credietwezen. De onzekerheid daarover betekende tot nu toe in onze beleidsbepaling een grote be lemmering. De Centrale Bank weet nu welke minimale omvang aan liquide middelen zij te eniger tijd ten naaste bij zal moeten aanhouden. Ook de Boerenleenbanken staan niet voor onverwachte consequenties, indien de beschreven credietplafond-regeling in werking zou treden. Wij zijn de mening toegedaan, dat voorshands de mogelijke invoering van de z.g. credietplafond- regeling het crediet- en voorschotbeleid van onze boerenleenbanken niet behoeft te beïnvloeden. Alhoewel voor onze boerenleenbanken niet van rechtstreeks belang, mag toch de betekenis van de kasreserve-regeling, annex de semi-consolidatielening, voor het geheel van het boerenleenbankwezen niet worden onderschat. Het is bekend, dat op de geldmarkt hier te lande reeds lang een onbehaag lijke toestand bestond. Onder het hoofd „binnenlandse monetaire situatie" is hierover reeds gerap porteerd. Thans is met enige forse maatregelen ruim 1/3 deel van de in aanmerking komende middelen der banken in feite vastgelegd, hetzij in de vorm van kasreserves bij De Nederlandsche Bank, dan wel in schatkistcertificaten met middellange looptijd. Hiervan mag een sanerende invloed op de vraag- en aanbodverhoudingen op de geldmarkt worden verwacht, waarvan ook wij op de duur voordelen hopen te kunnen plukken. Het is dan ook alleszins gemotiveerd, dat onzerzijds een passende mede werking aan de totstandkoming van deze regelingen is verleend. Wij zijn De Nederlandsche Bank erkentelijk, dat zij bij de besprekingen, die tot de beschreven regelingen hebben geleid, een open oog getoond heeft voor de eigen plaats en betekenis van de boerenleenbanken met haar gecombineerd crediet- en spaarbankbedrijf voor het platteland, dat als zodanig en mede door haar sterk sociale inslag als financieel verzorgingsinstituut van land- en tuin bouw, °de bijzondere aandacht behoeft bij de tenuitvoerlegging van maatregelen als de onderwer- pelijke. De omzet op de verschillende rekeningen, die bij de boerenleenbanken worden gehouden, gaven in 1953 wederom een stijging te zien ten opzichte van het voorafgaande jaar. Zoals uit het hieron der opgenomen kwartaalsoverzicht blijkt, vertoonden alleen de inlagen op spaarrekening in het tweede kwartaal een daling in vergelijking met het voorafgaande jaar. Deze vergelijking is even wel niet geheel zuiver, daar in de maand Juni van 1952 nog een belangrijk bedrag werd overge boekt van de z.g. beleggingsrekening (het laatste restant van de geblokkeerde rekeningen der geld- sanering) naar de gewone vrije spaarrekening, welke overboeking toen mede onder de inlagen werd verantwoord. De reeds in het vorige jaarverslag geconstateerde ontwikkeling, dat de omzet op lopende reke ning sneller toeneemt dan de omzet op spaarrekening, was ook in het verslagjaar wederom merk baar. In 1953 was het totaal van de omzetten 4 maal zo groot als het totaal van de omzetten op spaarrekeningen, tegenover 3,7 maal in 1952, 3,5 maal in 1951 en 2,9 maal in 1950. De omzet op lopende rekening beliep 80% van de totale omzet op spaar- en lopende rekening. Wij mogen hier uit afleiden, dat het eigenlijke betalingsverkeer meer en meer over de lopende rekening wordt geleid. (in duizenden guldens exclusief rente) Spaargelden Lopende Rekeningen Voorschotten Ingelegd Terugbetaald Tegoedgeschreven Afgeschreven Afgelost Verstrekt 1952 1953 1952 1953 1952 1953 1952 T953 1952 2953 1952 1953 ie kwart. 66.936 70.008 63.729 59-777 199-824 216.179 205.526 223.484 2.393 3-429 9-357 9-429 2e kwart. 70.159 65.512 72.924 64.584 255.066 282.557 243.441 279.252 2.876 3-67° 9-9°9 10.193 3e kwart. 64.673 63.992 53.459 57-234 269.547 298.594 253.852 286.009 2.735 4-305 7-795 12.894 4e kwart. 72.177 75-103 59-258 63.174 248.184 276.483 247.540 278.916 6.015 7-940 8.278 13.001 Totaal 273.945 274.615 249-370 244.769 972.621 1.073.813^ 950-359 1.067.661 14.019 19-344 35-339 45-517

Rabobank Bronnenarchief

Jaarverslagen Coöperatieve Centrale Boerenleenbank | 1953 | | pagina 10