9 en bevorderde daartegenover een niet onaanzienlijke vermogensvorming bij de overheid. In dit verband is het opvallend, dat in de fiscale conjunctuurpolitiek, waarbij de belastingen worden ge hanteerd als middel om de bedrijvigheid te beinvloeden, belastingverhogingen zo snel worden tot stand gebracht, terwijl na ommekeer in de economische verhoudingen belastingverlagingen eerst zoveel later worden aangekondigd en dan nog slechts op termijn worden toegepast. Land- en Tuinbouw Voor land- en tuinbouw was 1952 in het algemeen een goed jaar. Productie en afzet waren bevredigend, ook wat de uitvoer betreft. Wel was de export naar Engeland in het bijzonder voor fruit, bepaalde groenten en vleeswaren minder gunstig als gevolg van de getroffen invoerbeperkin gen. In het in het najaar gesloten nieuwe baconcontract met Engeland werd de baconprijs niet on aanzienlijk verlaagd, terwijl de in te voeren maximum hoeveelheid naar een lager niveau werd te ruggebracht. Ook de uitvoer van landbouwproducten naar Frankrijk bleef moeilijk: de invoerslui- zen voor agrarische producten werden alleen gebruikt om de binnenlandse prijs van consumptie artikelen te beinvloeden. De uitvoermogelijkheden voor agrarische producten naar Duitsland waren tevredenstellend: de nieuwe invoerrechten, die in 1952 werden ingesteld, bleken geen onoverkomelijk struikelblok. Vooral de uitvoer van eieren en groenten ontwikkelde zich gunstig. De Verenigde Staten handhaafden de invoerbeperkingen voor onze zuivelproducten. Onze nationale zuivelproductie bleef daarmede de weg versperd om de voor de handhaving van onze welvaart noodzakelijke dol lars zelf te verdienen. Voor de uitvoer van agrarische producten naar België en Luxemburg, voor zover deze niet onder de liberalisatie van de wederzijdse handel vallen, bleef het bij het landbouw- protocol van Mei 1947 verleende preferentierecht van belang. Vooral voor de uitvoer van boter werkte dit gunstig. In de sector van groenten en fruit bestaat evenwel onbehagen over de wijze, waarop het protocol wordt toegepast. Uitvoer van land- en tuinbouwproducten (in millioenen guldens) 195° 1951 1952 Totaal akkerbouwproducten 453.2 533.2 572,6 Totaal veehouderijproducten 1.070,8 1.385,2 1.563,2 Totaal tuinbouwproducten 386,8 473,3 492,6 1.910,8 2-39L7 2.628,4 Bij vergelijking van de totale uitvoercijfers van ons land, die stegen van 7.400 millioen tot 8.008 millioen, blijkt, dat ook land- en tuinbouw weer een flinke bijdrage tot deze exportstijging hebben geleverd. Het aandeel van land- en tuinbouw in het totaal van de export steeg van 32 tot 33%. De verdere ontwikkeling van de uitvoer van onze land- en tuinbouwproducten zal vooral daarvan afhangen of de tot stand gekomen vrijmaking van de internationale handel zal kunnen worden gehandhaafd of nog beter zal kunnen worden uitgebouwd. Het blijkt evenwel, dat de liberalisatiepolitiek in het bui tenland op grote weerstanden stuit. Indien men bij de realiteit blijft, zal men zich rekenschap er van moeten geven, dat de bestaanszekerheid van boeren en tuinders vooral van het openhouden van de uitvoermogelijkheden afhankelijk is. De ontwikkeling van de varkensprijzen in het verslag- Deze en volgende cijfers zijn ontleend aan het Centraal Bureau voor de Statistiek. jaar was daarvan een sprekend voorbeeld. De met de uitvoer samenhangende vraagstukken zullen evenwel slechts in een geest van Europese solidariteit kunnen worden opgelost, waarbij, zoals reeds in de voorafgaande Algemene Beschouwingen is uiteengezet, van de betrokken landen de aanvaar ding van offers en risico's wordt gevraagd. Wat betreft het veevoer, waarvan de invoer zo belangrijk is voor de op onze veehouderij gebaseerde veredelingsindustrie, schijnen het wereldtekort en de daarmede samenhangende hoge prijzen tot het verleden te behoren. De prijzen voor vrije voergranen lagen in het verslagjaar rond 10,lager dan in het voorafgaande jaar. De prijsdaling van het veevoeder op de wereldmarkt doet de vraag rijzen of de centrale inkoop van veevoeder alsmede de veevoederdistributie wel gehandhaafd die nen te blijven. Hiermede is nauw verbonden de vraag of de mogelijkheid tot het houden van var kens en kippen in bijzondere mate gereserveerd kan blijven voor de kleine bedrijven, hetgeen uit sociaal oogpunt wenselijk moet worden geacht. Het succes van het in de laatste jaren gevoerde beleid tot opvoering van de productie van veevoer van eigen bodem kan daaruit blijken, dat bij een gemiddelde veebezetting, die alleen voor hoenders lager was dan voor de oorlog, en bij een grotere productie, de invoer van voergranen 200.000 ton lager lag dan voor de oorlog. Hiermede is een in voerwaarde gemoeid van 75 millioen. De resultaten van de akkerbouw waren in het algemeen gunstig. De weersomstandigheden wa ren redelijk goed. In het najaar lagen de prijzen voor voergranen beduidend lager dan een jaar tevoren. De tarweprijs bleef beheerst; de verbouw van tarwe bleef gekoppeld aan die van haver en gerst. Hoe meer tarwe wordt verbouwd, des te minder gerst en haver tegen de van overheidswege vastgestelde lagere prijzen behoeft te worden geleverd. Voor de oogst 1952 werd een suikerprijs vastgesteld op basis waarvan de fabrieken aan de telers een redelijke prijs konden betalen. Niette min lopen de aan telers betaalde prijzen uiteen in verband met verschillen in verwerkingskosten en afschrijvingen. Het verloop van akkerbouwproductie gedurende 1952 blijkt uit het navolgende staatje. Gemiddelde opbrengst per ha Akkerbouwproducten (1930—1939 100) Oogst Oogst Oogst Oogst 1949 1950 1951 1952 136 104 115 128 100 100 116 108 104 XIO I31 106 128 126 Consumptie-aardappelen 126 IT9 120 138 Fabrieksaardappelen 108 9i 96 96 97 94 IX5 De financiële resultaten van de runderveehouderij waren beter dan het jaar tevoren. Wel daalden de hoeveelheid in de fabrieken aangevoerde melk van 4700 tot 4600 millioen K.G. Hierin komen tot uitdrukking de gevolgen van het mond- en klauwzeer en van het uitstotingsproces van t.b.c.- runderen in verband met de van overheidswege gestimuleerde actie tot t.b.c.-vrijmaking van onze melkveestapel. Voor de tenuitvoerlegging van dit plan zijn bedragen beschikbaar gesteld uit de te genwaarderekening van de z.g. Marshalldollars, terwijl ook de bedrijfstak zelf aanzienlijke bedra gen daarvoor op tafel brengt. Het gemiddelde vetgehalte van de melk daalde van 3,65 tot 3,64%. Niettegenstaande de lagere aanvoer en het lagere vetgehalte konden de financiële resultaten ver-

Rabobank Bronnenarchief

Jaarverslagen Coöperatieve Centrale Boerenleenbank | 1952 | | pagina 5