Algemene beschouwingen
5
Algemene Procuratiehouders
J. C. Maassen
J. A. H. Faessen
J. H. H. Lambert
Mr J. L. A. M. Switzar
W. J. Gast
Bijzondere Procuratiehouders
A. F. F. M. Kemmere
P. van der Heyden
P. J. M. van Poppel
H. P. M. Klomp
Inspecteurs
Joh. Erkelens, Hoofdinspecteur
P. J. Luchtman, Inspecteur
K. F. A. Roncken, Inspecteur
M. C. J. Scheffers, Inspecteur
P. M. Korting, Inspecteur
B. A. A. VAN DER Weijst, Inspecteur
A. L. Bloemers, Inspecteur
G. J. Vroom, Adjunct-Inspecteur
K. R. DE Greef, Adjunct-Inspecteur
J. H. Claessen, Adjunct-Inspecteur
J. Elfering, Adjunct-Inspecteur
H. L. Vroege, Adjunct-Inspecteur
G. A. Engels, Adjunct-Inspecteur
P. B. B. Ideler, Adjunct-Inspecteur
B. H. Mars, Adjunct-Inspecteur
Bijkantoor Arnhem
Directeur: Drs H. A. A. Zijlmans
Bijz. Procuratiehouders: F. M. Joosten
P. H. Leendeks
Agentschap Roermond
Agent: P. J. Luchtman
Bijz. Procuratiehouder: L. J. H. Jeurissen
Accountant
Accountantskantoren Nijst Co. te Eindhoven
Aan de Raad van Toezicht van de
Coöperatieve Centrale Boerenleenbank
te Eindhoven
Mijne Heren.
Hierbij bieden wij IJ aan het verslag over de gang van zaken bij de aan
gesloten boerenleenbanken en bij de Centrale Bank, vergezeld van de ba
lans van de Centrale Bank per 31 December 1952 en van de verlies- en
winstrekening afgesloten per gelijke datum. Een toelichting op de balans,
vermeldende de maatstaven van waardering, wordt mede overgelegd, even
als de gebruikelijke begeleidende bescheiden.
Alvorens over te gaan tot bespreking van de bedrijfsresultaten in het
afgelopen jaar, gevoelen wij ons gedrongen uiting te geven aan onze ge
voelens van medeleven jegens de slachtoffers van het watergeweld, dat in
de nacht van 1 Februari onze kusten overviel. Moge de spontane hulp van
het binnenland onder de bezielende leiding van het Koninklijk Huis gebo
den en de hulpacties van het buitenland de lasten der slachtoffers verlichten
en mogen allen troost vinden in de gedachte, dat wij alleen veilig zijn in
Gods hand, Die het al regeert.
In de Verenigde Staten bleef de hoge graad van bedrijvigheid voortduren. In Europa kwam even
wel de toeneming van de productie en de uitbreiding van de handel tot stilstand. Engeland kreeg het
zwaar te verduren. Het ophouden van de internationale voorraadvorming van grondstoffen gaf aan
leiding tot daling van de prijzen der grondstoffen,hetgeen nadelig was voor de tot het Britse Geme
nebest behorende grondstoffen-producerende landen. Daartegenover stond geen of een te geringe
productieverhoging. Engeland trachtte de slechter wordende schuldpositie tegenover de Europese
Betalingsunie door invoerbeperkingen te keren, waarvan onze agrarische export evenwel het slacht
offer werd. Ook Frankrijk poogde de verslechtering in de positie van de betalingsbalans door in
voerbeperkingen te bezweren en kwam gedeeltelijk terug op de reeds tot stand gekomen bevrij
ding van de handel. Duitsland daarentegen gaf het beeld te zien van een door opvoering van de
productie beter wordende betalingsbalans met het buitenland en kon als gevolg daarvan de invoer
verruimen, hetgeen voor onze agrarische export van betekenis was. Italië volgde dit voorbeeld.
Voor Nederland zelf werd 1952 een bijzonder jaar. Het herstel van onze financiële situatie in 't
bijzonder ten opzichte van het buitenland, dat zich in de tweede helft van 1951 had geopenbaard,
zette krachtig door. De beschikbare hoeveelheid aan buitenlandse betaalmiddelen steeg van 900
millioen op de helft van 1951 tot ruim 3500 millioen op het einde van 1952. Verrassend was de
ontwikkeling van onze buitenlandse handel. Het totaal van de invoer uit het buitenland daalde van
9.671 millioen in 1951 op 8.511 millioen in 1952, terwijl de uitvoer steeg van 7.495 tot
8.008 millioen. Het totaal van de invoer gedurende 1952 werd voor 94door uitvoer gedekt.
(1951: 77%). De versterking van de positie der betalingsbalans werd gunstig beinvloed door een