18
19
Indexcijfers van de maandomzetten op lopende rekeningen 1948 dm 1952
1948 =z 100
1948
1949
1950
1951
1952
Januari
100
128,2
188,0
230,9
296,9
Februari
100
141,0
198,3
262,8
321,8
Maart
100
145,7
201,2
255,i
286,8
April
100
I32>4
164,7
197,6
230,2
Mei
100
143,9
178,8
216,2
270,6
Juni
100
113,1
144,0
165,4
188,3
Juli
100
115,1
I4L7
188,5
197,3
Augustus
100
125,6
153,8
205,2
215,3
September
100
140,5
I7L7
196,9
248,9
October
100
122,5
159,8
197,7
247,7
November
100
Ï33,8
172,2
235,6
23L3
December
100
148,2
169,6
216,9
254,9
De crediet- en voorschotverlening
Het bedrag der in het afgelopen jaar verstrekte voorschotten vertoonde tegenover het topjaar 1951
een daling van 44,5 tot 35,0 millioen, hetgeen niet verhinderde, dat het totaal der opgenomen
voorschotten de in 1952 gedane aflossingen ad 14,0 millioen met meer dan 20 millioen overtrof.
Hierin zijn niet begrepen de bedragen, die wegens in lopende rekening geopende credieten werden
opgenomen of werden teruggestort. Deze zijn vervat in de hierboven genoemde omzetten op lopen
de rekeningen.
Aan credieten en voorschotten samen stond per 31 December 1952 bij onze aangesloten boeren
leenbanken een bedrag uit van 162,8 millioen, tegenover 146,4 millioen per ultimo 1951. Van
dit totaal was 123,9 millioen uitgezet in de vorm van vaste in regelmatige termijnen af te lossen
voorschotten (vorig jaar 102,9 millioen) en 38,9 millioen (vorig jaar 46,0 millioen) als crediet
in lopende rekening. Van genoemd totaal stond een bedrag van 93,9 millioen uit bij individuele
boeren en tuinders en 30,0 millioen bij landbouwcoöperaties en verenigingen, zodat in totaal
123,9 millioen (76,1%) uitstond in de landbouw. Het resterende bedrag ad 38,9 millioen
(23>9%) betrof uitzettingen bij particulieren buiten de landbouw of bij lagere publiekrechtelijke
lichamen, zoals waterschappen, polders en plattelandsgemeenten (ultimo 1951 39,2 millioen d.i.
26,8%; ultimo 1950 30,5 mihoen d.i. 27,9%). Het percentage van de uitzettingen buiten de land
bouw is dus evenals in 1951 het geval was gedaald.
Opmerkelijk is, dat ondanks de betrekkelijke geldruimte, waardoor het verslagjaar gekenmerkt
werd, toch de voorschotverlening bij de boerenleenbanken op betrekkelijk hoog peil bleef. Ogen
schijnlijk is dit niet het geval geweest voor de credietverlening in lopende rekening. De daling van
het debetsaldo in lopende rekening is evenwel geheel te verklaren door aflossing van door gemeen
tebesturen en dergelijke opgenomen credieten tot een bedrag van 5 millioen. Door boeren en tuin
ders of instellingen van land- en tuinbouw was hetzelfde bedrag in lopende rekening opgenomen
als het vorige jaar. In feite betekende dit een uitzetting der financiering van land- en tuinbouw,
omdat in het verslagjaar een deel van de credieten, die door economische instellingen in rekening
courant werden opgenomen, in vaste voorschotten werden omgezet.
De ontwikkeling van het laatste jaar bevestigt onze ook in het vorig jaarverslag tot uitdrukking
gebrachte opvatting, dat wij rekening ermede moeten houden, dat nog veel crediet en voorschot bij
de boerenleenbanken, zal worden gevraagd. Geldt dit zelfs in tijden van betrekkelijke geldruimte,
zulks zal zeker het geval zijn, wanneer de geldruimte minder overvloedig is of voor kapitaal-
schaarste zou plaats maken, omdat dit verschijnsel meestal samengaat met verhoogde investerings-
lust en koopdrang. In het bijzonder zal de financiering van voorraden veevoer en kunstmeststof
fen weer grotere financieringseisen stellen, indien de grondstoffenprijzen zich stabiliseren of weder
om zouden gaan aantrekken.
Wat de voorschotverlening betreft zou een krachtiger vraag kunnen resulteren uit een aanpas
sing van de grondprijzen aan de hogere pachtprijzen, die in de bedoeling schijnt te liggen. Een vlot
ter kapitaalverkeer op hoger prijsniveau zou daarvan het gevolg kunnen zijn met als nevenverschijn
sel meer en hogere voorschotaanvragen bij de boerenleenbanken. De beheerders zouden daarmede in
nog sterkere mate te doen krijgen, indien de voorstellen om de boerenleenbanken ook in het z.g.
grondcrediet te betrekken, in practijk zouden worden gebracht. Zulks zou geschieden door de boe
renleenbanken ook hypothecaire voorschotten te doen verlenen in land- en tuinbouw met een loop
tijd tot 40 jaar, d.i. met een jaarlijkse aflossing van 21/2%. Tot nu toe was een overeengekomen
aflossing van tenminste 5% van de hoofdsom gebruikelijk.
In het totaal van de uitzettingen bij wijze van credieten en voorschotten was voor een bedrag van
105,6 millioen gedekt door hypotheken, voor een bedrag van 35,0 millioen verzekerd door borg
tocht (vorig jaar resp. 89,5 en 32,5 millioen). De crediet- en voorschotverlening onder borgtocht
wordt begunstigd door het in werkingtreden van het Borgstellingsfonds voor Land- en Tuinbouw, dat
aanvullend borgstelling verleent voor voorschotten, die de productiviteit van de landbouw verhogen.
In het verslagjaar werd in 65 gevallen voor een totaal bedrag van 238.746,door het Borgstel
lingsfonds gegarandeerd voor door onze boerenleenbanken verstrekte voorschotten tot een bedrag
van 275.456,Daarnaast werd ook in het verslagjaar weer gebruik gemaakt van de gedeeltelijke
garantie van de Staat en van het door de landbouworganisatie met onze medewerking in het leven
geroepen Noord-Oost-Polderfonds voor de bedrij fsfinanciering van pachters aan wie een landbouw
bedrijf in de polder werd uitgegeven.
Voor de veenstreken kan ter bevordering van de intensivering van de aldaar gevestigde tuinders-
bedrijven gebruik worden gemaakt van een financieringsregeling met inschakeling van het Waar-
borginstituut voor de Veenstreek, waarin het Rijk, de Provinciën, Gemeenten en de Veilingen parti
ciperen.
Ook in het verslagjaar vroeg de bedrijfs- en investeringsfinanciering van de plaatselijke land- en
tuinbouwcoöperaties veelvuldig de aandacht zowel van de plaatselijke banken als van onze Centrale
Bank. De aanpassing van de kapitaalspositie dezer instellingen aan de gewijzigde prijsverhoudingen
en aan de ook in verband met modernisering gestegen financieringsbehoeften, vond verder voort
gang en wel goeddeels door verhoging van de aansprakelijkheid op basis waarvan de crediet- en voor
schotverlening veelal overeenkomstig de gestegen behoeften kon worden uitgebreid. Veel zorgen gaf
de financiering van de werktuigencoöperaties, een betrekkelijke jonge loot aan de coöperatie-stam,
waarbij onze boerenleenbanken in ruim 225 gevallen betrokken zijn. De beheerders der werktuigen
coöperaties schijnen moeilijk te kunnen komen tot een tijdige aanpassing van de tarieven aan de kost
prijzen. Een passende afschrijving op de in gebruik zijnde machines mag daarbij niet worden vergeten.
Wordt deze nagelaten, dan draagt het einde de last, d.w.z. dan zullen de geleden verliezen met
toepassing van de aansprakelijkheidsregeling over de leden moeten worden omgeslagen. Hierbij kan
slechts dan een tegemoetkomende houding van het coöperatieve landbouwcrediet worden verwacht,
indien door de beheerders een krachtig beleid wordt gevoerd en in een goede administratie en een
behoorlijke controle wordt voorzien.