8
het laatstgemelde oogpunt zou waarschijnlijk geen overwegend bezwaar behoeven te bestaan, indien
zij slechts in geval van noodzaak zou worden gehanteerd, d.i. om in geval van meningsverschil
over de wederzijdse afstemming van monetair beleid en credietverleningsbeleid, de door de mone
taire autoriteiten wenselijk geachte politiek te doen prevaleren, en derhalve een hantering als besten
dig instrument van overheidsbemoeiing niet zou behoeven te worden gevreesd. In dit licht zou het
ongetwijfeld van grote betekenis zijn geweest, indien tegelijk met de recente verlaging van het dis
conto door De Nederlandsche Bank de teugels van de geldende credietbeperkingsregeling waren ge
vierd. 1) In de huidige conjunctuurphase zijn deze immers niet meer nodig om de disconto-politiek
effectief te maken en zulks te minder, omdat de tijd van lage rente voorbij is. De credietbeper-
kingsmaatregelen hebben nog slechts betekenis als een financiële belasting van het credietbedrijf der
banken, als hoedanig zij evenwel niet zijn bedoeld.
LAND- EN TUINBOUW.
Er deden zich in het verslagjaar voor land- en tuinbouw en in het bijzonder voor de export
van land- en tuinbouwproducten heel wat ontwikkelingen voor, die grote gevaren in zich borgen.
Nochtans waren de resultaten van het afgelopen jaar over het algemeen gunstig. De uitvoer naar
Duitsland viel mee, ondanks de slechte vooruitzichten. Het met ingang van 1 October j.1. ingevoer
de nieuw systeem van invoerrechten blijft echter voor onze agrarische export een dreigend gevaar,
evenals de door Engeland aangekondigde invoerbeperkingen. De uitvoer van agrarische produc
ten naar laatst genoemd land had een gunstig verloop. De baconprijs werd verhoogd en de uit
voer van tuinbouwproducten viel beter uit dan was verwacht. De teleurstellende oogstresultaten in
Engeland zelf waren daaraan niet vreemd. De Verenigde Staten gaven door de invoerbeperkingen
ten aanzien van kaas een slecht voorbeeld bij de dure lessen over opruiming van handelsbelemmerin
gen, die ons gedurende de laatste jaren zijn geleerd. Onze export van kaas werd bijzonder getrof
fen, omdat de opbouw van een markt daarvoor in de Verenigde Staten juist op gang was gebracht.
De uitvoer naar de Verenigde Staten van vlees en vleesproducten (ham in blik) bereikte een
ongekende hoogte. Voor de uitvoer van agrarische producten naar België en Luxemburg bleef het
bij het landbouwprotocol van Mei 1947 verleende preferentierecht van groot belang, vooral voor
boter.
UITVOER VAN LAND- EN TUINBOUWPRODUCTEN2)
(in millioenen guldens)
1950 1951
Totaal akkerbouwproducten453.2 533,2
Totaal veehouderijproducten1.070,8 1.385,2
Totaal tuinbouwproducten386,8 473,3
1.910,8 2.391,7
Bij vergelijking met de totale uitvoercijfers van ons land, die stegen van 5,3 tot 7,5 mil-
liard derhalve met 40%, blijkt, dat land- en tuinbouw een flinke bijdrage in deze exportstij
ging hebben geleverd. Of land- en tuinbouw daartoe bij voortduring in staat zullen zijn, zal vooral
daarvan afhangen, of in een aantal voor de export van onze agrarische producten belangrijke lan
den een zodanig evenwichtsherstel zal kunnen worden tot stand gebracht, dat zij mee kunnen met
verdere liberalisaties van de buitenlandse handel. De desbetreffende landen mogen echter wel be
denken, dat beperking van onze uitvoer van agrarische producten wederkerig moet leiden tot een
vermindering van de invoermogelijkheden van ons land, daar wij nu eenmaal het buitenland slechts
kunnen betalen met hetgeen wij zelf in het buitenland verdienen. Omgekeerd zal Nederland moeten
beseffen, dat het zich in eigen vlees snijdt, indien beschermende rechten voor jonge industriën tot af-
weermaatregelen ten aanzien van onze agrarische export zouden leiden. Het is duidelijk, dat zeker
voor kleine landen alleen algemene liberalisatie van het handelsverkeer uiteindelijk de grootste kan
sen biedt.
De recente aankondigingen betreffende onontkoombare beperkingen van de invoer van vee
voeder, die van zo groot belang is voor de veehouderij, welke het leeuwendeel van onze agrarische
export voor haar rekening neemt, doet ons in het laatste jaar van de eigenlijke Marshall-hulp nog
eens opnieuw beseffen, van hoe grote betekenis deze grootscheepse hulp-actie ook voor onze land
bouw is geweest. Voor de toekomst zullen wij op eigen krachten zijn aangewezen, hetgeen zal be
tekenen: minder ingevoerd veevoeder en derhalve meer veevoeder van eigen bodem. Dit vereist ech
ter voor een daarop afgestemde bedrijfsvoering meer bedrijfskapitaal. Het was daarom een geluk
kige gedachte, dat uit de tegenwaarderekening van de Marshall-hulp als extra steun in de rug om
tot een dergelijke omschakeling in de bedrijfs-financiering te komen, een garantiefonds van 25
millioen werd gevormd, waarmee een extra credietverlening tot een bedrag van 50 millioen aan
landbouwers, die anders voor een boerenleenbankcrediet niet voldoende zekerheid zouden hebben
kunnen stellen, wordt mogelijk gemaakt.
In verband hiermede staat het voor ons vast, dat, indien de ontwikkeling in de Nederlandse
landbouw zou gaan zoals zij van overheidswege gaarne wordt gezien, de bedrijfs- en investerings
financiering zowel van de particuliere bedrijven als van de coöperaties, nog grote eisen zal stel
len. Het boerenleenbankwezen zal goed doen daarmede ernstig rekening te houden en zich derhalve
in het belang van de Nederlandse land- en tuinbouw beperkingen moeten opleggen ten aanzien
van de uitzettingen daarbuiten.
De financiële resultaten in de akkerbouwsector waren buitengewoon gunstig. Bij een be
hoorlijk goede oogst werden zeer goede prijzen gemaakt. Het natte jaar was vooral voor de pro
ductie op het zand (hoge gronden) gunstig. De tarweprijs werd beheerst; de verbouw van tarwe
werd nochtans gestimuleerd door deze te koppelen aan de verbouw van haver en gerst. Hoe meer
tarwe wordt verbouwd, des te minder gerst en haver behoeft te worden geleverd tegen de van over
heidswege vastgestelde lagere prijzen.
Het verloop van de akkerbouwproductie gedurende 1951 blijkt uit het navolgende staatje.
oogst oogst oogst
1949 1950 1951
Tarwe136 104 115
Rogge121 100 122
Gerst129 108 104
Haver131 106 128
Consumptie-aardappelen126 119 120
Fabrieksaardappelen108 91 96
Suikerbieten116 97 94
De uitkomsten van de veehouderij waren gedeeltelijk minder bevredigend dan verleden jaar.
De hoeveelheid in de fabrieken aangevoerde melk bleef met 4,7 milliard kg. in 1951 nagenoeg sta
tionair. Het gemiddelde vetgehalte steeg van 3,62% tot 3.65%. De gestegen kosten van de veehou
derij werden niet gecompenseerd door dienovereenkomstig verhoogde opbrengstprijzen. Ook in het
verslagjaar was er veel te doen over het prijsbeleid met betrekking tot de melk, in het bijzonder
over het karakter en de hoogte van de garantieprijs voor melk en de hoogte van de producenten-
Hiervoor geldt dezelfde opmerking als onder 1 op pagina 3 hiervoor gemaakt. Voor de motivering van dit uitstel
moet, nu achteraf tot opschorting van de toepassing der credietbeperkingsmaaregelen is besloten, waarschijnlijk ver
band worden gelegd met de toendertijd in Engeland afgekondigde disconto-verhoging.
2) Deze en de volgende cijfers zijn ontleend aan het Centraal Bureau voor Statistiek. Opmerking verdient, dat het
C.B.S. tot een nieuwe productenindeling is overgegaan, zodat andere cijfers zijn vermeld dan in het vorig jaarverslag.
GEMIDDELDE OPBRENGST PER H.A. AKKERBOUWPRODUCTEN
(1930—1939 100)