DE GANG VAN ZAKEN BIJ DE CENTRALE BANK.
18
De uitstaande credieten en voorschotten bedroegen ultimo 1951 in totaal 146,4 millioen
tegenover 110,0 millioen per 31 December 1950. Hiervan stond 44,0 millioen uit als crediet in reke
ning-courant naast een bedrag van 102,4 millioen aan vaste, in regelmatige termijnen af te lossen
voorschotten. Van genoemd totaal stond 78,5 millioen uit bij individuele boeren en tuinders, 28,7
millioen bij landbouwcoöperaties en landbouwverenigingen, het resterende bedrag ad 39,2 millioen
(26,8%) betrof beleggingsuitzettingen aan personen buiten de landbouw en bij gemeenten en wa
terschappen.
Voor de toekomst zullen wij ongetwijfeld rekening moeten houden met een toenemende vraag
naar bedrijfscrediet en vaste voorschotten bij de boerenleenbanken. De stijgende prijzen voor be-
drijfsuitgaven, waarbij vooral dient te worden gelet op toenemend kunstmestverbruik en hogere
prijzen voor veevoeders, zullen leiden tot verhoogde aanvragen voor bedrijfscrediet in lopende reke
ning. Daarnaast spreekt de noodzaak tot het doen uitvoeren van allerlei bedrijfsverbeteringen, ter
wijl ook de aandrang tot verhoging van de voederwinning uit eigen bodem nieuwe investeringen
noodzakelijk maakt, waaruit nieuwe voorschotaanvragen zullen voortvloeien. Zo waren in het ver
slagjaar reeds verschillende boerenleenbanken betrokken bij de financiering van z.g. drooginstalla
ties voor het drogen van gras en andere voor de voeding der dieren in aanmerking komende pro
ducten. Dank zij een financieringsregeling, waarinvan overheidswege wordt deelgenomen met subsi
dies en gedeeltelijke garanties, konden door de desbetreffende boerenleenbanken de benodigde cre
dieten en voorschotten voor de inrichting van deze kostbare installaties, die op betrekkelijk korte ter
mijn moeten worden afgeschreven en daardoor eigenlijk onvoldoende rendabel zijn, worden ter be
schikking gesteld. De oprichting van landbouwwerktuigen-coöperaties had verder voortgang. Onze
aangesloten boerenleenbanken zijn thans in 200 gevallen bij de financiering daarvan betrokken.
Tenslotte vond in Noord-Oost Polder andermaal een verpachting plaats van nieuw uitgegeven be
drijven, in totaal een oppervlakte van 7428 H.A. beslaande. Voor de bedrijfsfinanciering daarvan,
die grote eisen stelt aan de pachters, kon wederom een beroep worden gedaan op onze in de Polder
gevestigde boerenleenbank onder gedeeltelijke garantie van de Staat en van het door de landbouw
organisatie met onze medewerking in het leven geroepen Noord-Oost Polderfonds.
Ook de traditionele financieringstaak van de boerenleenbanken met betrekking tot de coö
peratieve aan- en verkoop ter plaatse had in het verslagjaar sterk de aandacht. Meer en meer
blijkt, dat de centrale coöperatieve handelsinstellingen haar handen vol hebben aan de financiering
der voorraden en inrichtingen en niet eraan kunnen denken ook nog de plaatselijke bedrijvigheid
der boerenbonden of coöperatieve aan- en verkoopverenigingen te financieren behoudens een gebrui
kelijk kortlopend leverancierscrediet. De plaatselijke coöperaties zijn derhalve meer en meer erop
aangewezen zelf in de benodigde financieringsmiddelen te voorzien, waarvoor zij bij de plaatselijke
boerenleenbanken terecht kunnen, mits hun eigen kapitaalspositie of aansprakelijkheidsbasis met dc
verhoging der benodigde credieten en voorschotten gelijke tred houdt. Gelukkig wordt allerwegen
eraan gewerkt om te komen tot een verhoging van de coöperatieve aansprakelijkheid en is het besef
levendig, dat bij de zo sterk gestegen financieringsbehoeften met de oude aansprakelijkheidsregeling
niet kan worden volstaan.
Al met al is het duidelijk, dat de plaatselijke boerenleenbanken nog voor zware financie-
ringsopgaven staan. Ook in het kapitaalverkeer ten plattelande, waarbij de boerenleenbanken nauw
betrokken zijn in verband met vervreemdingstransacties of verervingen, zal met een toenemende
vraag naar hypothecair crediet moeten worden rekening gehouden, indien allengs de grondprijzen
zullen worden verhoogd, hetgeen onontkoombaar schijnt. Stelt men deze ontwikkeling in het licht
van de spaarbeweging bij de boerenleenbanken, die in de laatste jaren nog steeds een negatief saldo
heeft opgeleverd, dan is het duidelijk, dat, willen de boerenleenbanken straks kunnen voldoen aan
de financieringseisen, die nog door land- en tuinbouw zullen worden gesteld, thans een grote te
rughoudendheid geboden is met betrekking tot beleggingsuitzettingen buiten de landbouw. Hierbij
hebben de boerenleenbanken een collectieve plicht en verantwoordelijkheid tegenover land- en
19
tuinbouw, waarbij overwegingen van plaatselijke aard, die uitsluitend zijn gericht op een groter
voordeel voor de boerenleenbanken, moeten worden achtergesteld, met behoud nochtans van
de mogelijkheid om een redelijke rendabiliteit te kunnen handhaven. Zich in dit opzicht van haar
taak bewust, heeft de Centrale Bank in het begin van het lopende jaar een aantal richtlijnen aan de
plaatselijke boerenleenbanken doen uitgaan, die een beperking van de beleggingsuitzettingen buiten
de landbouw ten doel hadden. Om te voorkomen, dat een aantal boerenleenbanken met betrekkelijk
geringe uitzettingsmogelijkheden in de landbouw daarvan nadelen zouden ondervinden, werd tege
lijkertijd besloten om deze boerenleenbanken in staat te stellen te participeren in de financiering
van enige centrale coöperatieve instellingen, welke tot dan toe door de Centrale Bank geheel voor
egen rekening was geschied.
Opmerking verdient nog, dat de verhoging in het verslagjaar van de debetrentetarieven bij de
boerenleenbanken als gevolg van de discontoverhoging door De Nederlandsche Bank en de stij
gende kapitaalrente, geen merkbare invloed uitoefende in de richting van een tempering van de
vraag naar credieten en voorschotten. Zulks is geheel in overeenstemming met de hiervoor weerge
geven gedachtengang, dat in het landbouwbeleid, zoals dat van overheidswege wordt gevoerd, de
toenemende vraag naar credieten en voorschotten bij de boerenleenbanken geheel past en volkomen
verantwoord, jazelfs onontkoombaar is.
Tot besluit van ons overzicht betreffende de gang van zaken bij de boerenleenbanken gedu
rende 1951 verwijzen wij naar de gecombineerde balans op basis van maandstaatcijfers der aange
sloten boerenleenbanken per 31 December 1951, die wij hebben opgenomen hierna achter de balans
van de Centrale Bank.
Evenals in het daaraan voorafgaande jaar werd de stijging van de bij de boerenleenbanken
uitstaande credieten en voorschotten ook in het verslagjaar gedeeltelijk gefinancierd door opne
ming van tegoeden bij de Centrale Bank. Daalden deze tegoeden gedurende 1950 met 24,5 mil
lioen, in het verslagjaar beliep deze vermindering een bedrag van 18,4 millioen.
(in guldens) 31 Dec. 1950 31 Dec. 1951
Depositobrieven 348.609
Participatie-rekening3.110.000
Spaarreserve-rekening31.000
Deposito met 1 jaar opzegging41.202.020 46.153.120
Deposito met 6 maanden opzegging721.000 1.467.300
Rekening-courant413.286.132 385.595.839
455.159.152 436.705.868
Zoals uit het staatje blijkt, werden in de loop van het verslagjaar een aantal nieuwe spaarvor-
men ingevoerd. De boerenleenbank-depositobrief is een aantrekkelijke spaarvorm voor hen, die een
bedrag ineens opzij willen leggen; tegen betaling van 734,wordt een rekening geopend, waarop
na 10 jaar 1.000,wordt terugvergoed. Ook tussentijdse opvraging is mogelijk, waarbij evenwel
de bij te schrijven rente tegen een lager percentage wordt berekend. De spaarreserve-rekening is
een vorm van gebonden sparen, waarbij aan de spaarders een hogere rente wordt uitgekeerd, n.1.
van 3%, indien het spaartegoed wordt aangehouden totdat een der in de spaarregeling genoemde
omstandigheden zich voordoet. De participatie-rekening betreft alleen de verhouding tussen Cen
trale Bank en bepaalde boerenleenbanken en dient om de laatste, zolang de eigen crediet- en
voorschotverlening nog niet tot ontwikkeling is gekomen, in de gelegenheid te stellen tot participatie
in de financieringen van de Centrale Bank.
TEGOEDEN DER AANGESLOTEN BOERENLEENBANKEN BIJ DE CENTRALE BANK