in hM 1550 SeXdSVl DE GANG VAN ZAKEN BIJ DE BOERENLEENBANKEN. 12 er end, dat de opzet is geslaagd. Daarmede is de credietbeperkingsregeling in haar practische toe passing evenwel nog niet voldoende gemotiveerd. Zeker niet voor het coöperatieve landbouwcre- dat door de credietbeperkingsregeling in het wezen van zijn systeem wordt aangetast; dit be staat immers hierin, dat met handhaving van de juridische zelfstandigheid van de boerenleenban ken de tekorten en overschotten van de verschillende plaatselijke banken door tussenkomst van de Gentrale Bank met elkander worden gecompenseerd. Thans treedt De Nederlandsche Bank door credietverstrekking aan bepaalde boerenleenbanken, die de limieten der credietbeperking hebben overschreden, daartussen. Hierbij moet evenwel aanstonds worden opgemerkt, dat bij de opzet van e credietbeperkingsregeling enerzijds en de gegeven juridisch-organisatorische verhoudingen bij et boerenleenbankwezen, waarbij de plaatselijke boerenleenbank een eigen juridische, evenals finan cieel-administratieve persoonlijkheid bezit, anderzijds, geen andere oplossing over bleef dan iedere ooerenleenbank individueel onder de credietbeperkingsregeling te brengen. In de practijk bleken evenwel al spoedig de bezwaren, die hierin resulteerden, dat de boerenleenbankorganisatie door de gekozen credietbeperkingsregeling bijzonder zwaar wordt belast, doordat de limite-overschrijdingen van de ene bank niet kunnen worden gecompenseerd met de crediet-ruimten van andere plaatselijke anken welke compensatie in een handelsbankorganisatie met bijkantoren automatisch tot stand komt. Door seizoenschommelingen, die bij bepaalde banken eenzijdig tot uitdrukking komen, zoals i) de tuindersbanken, voor wie de top van de credietfinanciering in het voorjaar valt, werd dit be zwaar in verband met de gekozen steekdatum van 30 September 1950 nog geaccentueerd. Wij vertrouwen, dat het mogelijk zal blijken in overleg met De Nederlandsche Bank aan deze bezwaren tegemoet te komen nog onder vigeur van de geldende credietbeperkingsregeling, hoe zeer deze klaarblijkelijk slechts als een overgangsregeling bij wijze van noodmaatregel is bedoeld. De reeds aanstonds door het coöperatieve landbouwcrediet in de practijk ondervonden bezwa ren van geldelijke credietbeperkingsregeling zullen in een definitief op de wet gebaseerd stelsel van kwantitatieve credietcontröle slechts dan afdoende kunnen worden ondervangen, indien daarbij van meetaf wordt rekening gehouden met de specifieke financieringsbehoeften van het landbouwbe- dat blJ de ln het al9emeen gebrekkige rendabiliteit van de landbouw in West-Europa in verge- ïjking met het overige bedrijfsleven en bij de geringe omzetsnelheid van het bedrijfskapitaal een goedkoop en stabiel crediet nodig heeft. In dit verband moet het tekenend feit worden genoemd, dat terwijl in nagenoeg alle West Europese landen de fondsen ontbreken voor de verschaffing van inves- teringscrediet met middellange looptijd aan land- en tuinbouw en op middelen ter voorziening daar in wordt gezonnen en het zeker niet meer dan Nederland agrarisch ingestelde Frankrijk dit pro bleem oplost door de beschikbaarstelling door tussenkomst van de landbouwcrediet-organisatie uit Marshall-gelden van dergelijke credieten tegen 2^%. Het landbouwcrediet in Nederland duurder wordt gemaakt. Behalve met de specifieke taak van het coöperatieve landbouwcrediet met betrekking tot de financiering van land- en tuinbouw zal daarnaast bij het eventueel in overweging nemen van een stelsel van hquiditeitsvoorschriften bij voortduring de spaarbankfunctie van de boerenleenbank in het oog moeten worden gevat. Dit zal tot uitdrukking dienen te komen niet alleen in het z.g. liquiditeits percentage maar eveneens bij de aanwijzing van de activa, die als liquiditeiten worden aangemerkt waarbij valt op te merken, dat traditioneel de mogelijkheid tot belening van overheidsfondsen voor de Nederlandse spaar- en boerenleenbanken een middel tot liquiditeitsherstel is geweest. De ten deze nog wel eens aanbevolen gelijkheid van voorschriften voor alle onder de controle regeling vallende instellingen kan in feite de grootst mogelijke ongelijkheid betekenen in practische uitwerking, indien met verschillen in wezen en taak, alsmede met betrekking tot de functie, de grootte van de instelling en het arbeidsterrein onvoldoende zou worden rekening gehouden In dit licht 13 werd bij de geldende credietbeperkingsregeling voor het landbouwcrediet terecht de variatie toege past, dat ten opzichte van de locale banken geen specifieke liquiditeitsmaatstaven werden gesteld, daar de Centrale Bank de houdster is van de liquiditeit van de gehele organisatie; door de vrijgave van tenminste 10% van de creditgelden voor credietbesteding werd rekening gehouden met de bij zonder sterke schuldvermindering in de landbouw tijdens de oorlogsjaren als gevolg van de bij ge brek aan meststoffen gepleegde roofbouw en met de nadien in verband met de zich in sommige landbouwkringen slechts traag ontwikkelende investeringsneiging nog nauwelijks op gang gekomen credietverlening bij sommige boerenleenbanken. De resultaten van het land- en tuinbouwbedrijf alsmede de gebeurtenissen van het afgelopen jaar vinden hun weerspiegeling in de omzetten bij de boerenleenbanken. Sedert het midden van het jaar zijn de stortingen op spaarrekening afgenomen; de stortingen en terugbetalingen op lopende rekening liggen wederom op een hoger niveau dan het jaar tevoren. In totaal beliepen bij de aange sloten boerenleenbanken de omzetten van de ontvangsten en uitgaven op spaar- en lopende reke ning 1,8 milliard tegenover ruim 1,5 milliard het jaar tevoren. De verstrekte voorschotten ste gen niet onaanzienlijk; de aflossingen op voorschotten bleven ruim op peil. OMZETTEN IN 1949 EN 1950 BIJ DE AANGESLOTEN BOERENLEENBANKEN (in duizenden guldens) Spaargelden Lopende rekening Voorschotten De reeds in het vorige jaar gesignaleerde ontwikkeling, dat het percentage van de omzetten op lopende rekening in het geheel der omzetten toeneemt, heeft zich ook in het verslagjaar voort gezet. Beliep voor de oorlog de omzet op lopende rekening gemiddeld de helft van de omzet van de spaarrekening en was deze verhouding het vorige jaar reeds omgekeerd, zodat de omzet op lopende rekening het tweevoud bedroeg van de omzet op spaarrekening, in het verslagjaar bedroeg eerstbe doelde omzet 2.9 maal de omzet op spaarrekening. Hieruit blijkt, dat meer en meer het streven slaagt om het betalingsverkeer bij de boerenleenbanken op de lopende rekening te concentreren. DE SPAARBEWEGING. De spaarbeweging bij de boerenleenbanken ondervond nochtans de terugslag der Korea-ge- beurtenissen. De terugbetalingen overtroffen de stortingen op spaarrekening met 6,7 millioen. Hier bij dient evenwel het verloop op de beleggingsrekening, alsmede op de geblokkeerde en optiereke ning in aanmerking te worden genomen. Per 18 November 1950 werd het tegoed op de optiereke ning en per 21 October 1950 het tegoed op geblokkeerde rekening overgeschreven naar de rekening van de Agent van het Ministerie van Financiën bij De Nederlandsche Bank, waarmede het geldsa- neringsproces, dat in 1945 begon met de inlevering van al het contant geld, werd afgesloten. bldz 20 21 VeFnelria1iwr'rP' Sch?lle"; "LeS ,Caisses fEpargne privées" in „La Vie Economique et Sociale" Januari 1950, V' fA ut eUr fondamentale a de fixer pour tous les organismes une proportion uniforme en ce au concerne es fonds pubhes, sans temr aucun compte de leur but social propre, de la nature des autres olacements et ingelegd terugbetaald tegoedgeschreven afgeschreven afgelost verstrekt 1949 1950 1949 1950 1949 1950 1949 1950 1949 1950 1949 1950 Ie kwart. 2e kwart. 3e kwart. 4e kwart. 49.254 57.693 72.422 69.733 53.363 50.344 71.461 51.553 51.382 49.494 76.715 70.037 48.874 59.103 53.329 57.436 90.173 133.399 142.654 181.513 157.298 184.346 131.153 161.733 98.947 133.411 143.772 174.723 145.720 186.052 139.929 172.717 1.528 1.630 1.040 1.664 908 1.632 3.044 2.927 3.837 5.414 4.380 6.563 4.883 7.441 6.077 9.933 Totaal 246.500 229.323 230.300 236.070 521.278 660.991 528.368 666.903 6.520 7.853 19.177 29.351

Rabobank Bronnenarchief

Jaarverslagen Coöperatieve Centrale Boerenleenbank | 1950 | | pagina 7