6 de beide landen een ontwikkeling nodig, die in België van landbouw-technische aard zal moeten zijn en in Nederland wel zal moeten gaan in de richting van afschaffing van subsidies en een aantrek- King van de pachten voor betere gronden. Binnenslands werden de economische verhoudingen aanvankelijk gekenmerkt door de toene- Zb TqT'V l0ner n PrijZen 318 9£VOlg Van de Priisverh°9ingen na de devaluatie van Sep tember 1949. Van de door de Regering geopende mogelijkheid tot loonsverhoging met 5% met inqanq van 1 Januari 1950 werd door vrijwel alle bedrijfstakken gebruik gemaakt. Uitgangspunt bTdie ver hoging was de handhaving van het consumptiepeil in de verwachting, dat de stijgende arbeidsproduc- i ei .w.z de stijging van de hoeveelheid goederen geproduceerd met een gelijk arbeidersgetal de verhoging der productiekosten als gevolg van de derde loonronde zou compenseren. Inmiddels s ecg de arbeidsproductiviteit in de industrie tijdens het laatste kwartaal 1950 met 4 punten ten op- nivelu^11 °Vereenk0msti9e kwar^al in 1949 en bereikte daarmede practisch het vooroorlogse Het belangrijkste probleem, waarmede ons land sinds de bevrijding te kampen heeft, het grote alingsbalanstekort, was daarmede evenwel geen stap verder tot een oplossing gebracht. Zulks bleek maar al te zeer, toen door de hiervoor gesignaleerde prijsstijgingen in het buitenland de ruilvoet voor ons land ongunstiger werd en ook door andere omstandigheden zoals de herbewapening en de voorraadvorming het betalingsbalanstekort opliep tot 1,4 milliard in 1950 tegenover 0,3 milliard in 1950 teV°ren' °ndanks dat de uitvoerwaarde steeg van 3,8 milliard in 1949 tot 5,2 milliard c Bii deJierde ]0°™ndf> d'e P" 1 September werd ingevoerd, met een verplichte loonsver- oging van 5% voor alle bedrijfstakken, waarin een collectieve arbeidsovereenkomst of andere alqe- WsL T 7 Wfrdjmeer 3l9emeen Het beSef levendi9' dat niet langer op een automatisch 1 gerfend: de t0t dan toe gevolgde weg zou zonder andere maatregelen onver mijdelijk de noodlottige inflatie-spiraal in beweging hebben gebracht. Het middel van de prijsbeheer- sing werd in verband daarmede naar voren gebracht; hoezeer onder omstandigheden onontkoombaar kan dit evenwel de oplossing niet brengen. Slechts beperking van consumptie en van investeringen kan, zoals m het verleden reeds door de President van De Nederlandsche Bank met klem van rede nen werd betoogd het interne en externe economische evenwicht doen ontstaan, dat nodig is om in -et internationaal handelsverkeer, waarop Nederland voor de ontwikkeling van zijn welvaartsbron nen is aangewezen mee te kunnen. Een en ander zal mede kunnen worden bevorderd door een zoda nige werking van het prijssysteem, dat dit niet alleen waardemeter is voor een rechtvaardige verde ling doch tevens ook leidt tot een aanpassing van de comsumptie en het zich richten van de pro ductie op de beste economische mogelijkheden. Tenslotte kan alleen door een verhoogde productie worden bereikt, dat enerzijds de levens standaard nog op een zo hoog mogelijk peil kan worden gehandhaafd, dan wel opnieuw kan wor- en opgevoerd en dat tegelijkertijd ook de investeringen zich op een zodanig niveau kunnen blijven bewegen, dat er voor de groeiende bevolking in de toekomst voldoende werkgelegenheid zal zijn. LAND- EN TUINBOUW. larnf- en tuinbouw waren het verslagjaar ingegaan terugblikkend op een gunstig jaar en hoop vol gestemd ten aanzien van de vooruitzichten. De aanvankelijke resultaten van de liberalisatie van e andel tussen Nederland en Duitsland hadden grote verwachtingen gewekt met betrekking tot een verdere verruiming van het handelsverkeer met het buitenland. De uitvoer van de agrarische produc ten naar Duitsland bleef zich gunstig ontwikkelen, mede dank zij de credietverlening van Neder landse zijde, totdat het handelsverdrag op 1 September 1950 afliep. De ongunstige positie van de e a ingsbalans van Duitsland alsmede het toenemend streven naar protectie van de Duitse land- en tuinbouw waren oorzaak, dat in de loop van het verslagjaar nog geen nieuw handelsverdrag kon worden gesloten. Voor de export van agrarische producten naar België en Luxemburg bleef het pre- ferentierecht, dat de Benelux-landen bij het landbouwprotocol van Mei 1947 elkander verleenden, gunstig werken, hetgeen vooral voor de zuivelproducten van belang was. Ten aanzien van de uitvoer naar Engeland kon geen verbetering worden geconstateerd door het vasthouden in dit land aan de po litiek van staatsinkoop tegen lage prijzen. Zulks had o.m. tot gevolg, dat nagenoeg geen export van eieren naar Engeland plaats vond. Totaal akkerbouwproducten Totaal dierlijke producten Totaal tuinbouwproducten UITVOER VAN LAND- EN TUINBOUWPRODUCTEN1) (in duizenden guldens) 1949 260.160 708.476 357.907 1950 284.124 919.166 392.812 1.326.543 1.596.102 Een verdere uitbreiding van de export van agrarische producten in de komende jaren zal vooral daarvan afhankelijk zijn of in de verschillende landen en met name in ons eigen land de voor waarden voor een intern economisch evenwicht kunnen worden tot stand gebracht, op basis waarvan een verdere liberalisatie van de handel gevolgd door een vrijere uitwisseling van kapitaal en van personen kan worden bevorderd; bij verwerkelijking daarvan zal in de verschillende landen ook de noodzaak tot rationele productie meer gaan klemmen. Een dergelijke ontwikkeling zal voorts waarschijnlijk daartoe leiden, dat de redelijke bestaanszekerheid, waarop boeren en tuinders in de verschillende landen recht hebben, meer doeltreffend kan worden gewaarborgd door internatio nale samenwerking, waarop de bekende plannen van de Ministers van Landbouw van Frankrijk en van Nederland zijn afgestemd, dan door ordenir.gsmaatregelen uitsluitend op nationale basis. Dat de agrarische export in het verslagjaar, ondanks een grotere binnenlandse consumptie, nog kon toenemen, was in belangrijke mate te danken aan de verdere opvoering van de agrarische pro ductie. De door de Verenigde Staten verleende financiële hulp droeg daartoe in aanzienlijke mate bij. De import van veevoeder, landbouwmachines enz. werd bevorderd door de beschikbaarstelling van Marshall-dollars; bovendien werd een deel van de tegenwaarderekening aangewend voor de financiering van de uitvoering van verschillende agrarische projecten, zoals land-aanwinning, cul tuurtechnische werken en bedrijfsverbeteringen in land- en tuinbouw. De financiële resultaten in de akkerbouwsector waren bij een minder overvloedige oogst dan het voorafgaande jaar, dank zij de in het algemeen stijgende prijzen, bevredigend. In de prijsvorming van consumptie-aardappelen werd door de overheid ingegrepen door rem ming van de export en door het stellen van maximum prijzen. De bestrijding van de aardappelmoe heid werd in het verslagjaar met kracht ter hand genomen. (1930—1939 100) T arwe Rogge Gerst Haver Consumptie-aardappelen Fabrieksaardappelen Suikerbieten oogst 1949 oogst 1950 136 104 121 100 129 108 131 106 126 119 108 91 116 97 l) Bron: Statistisch Bulletin van het Centraal Bureau voor de Statistiek. GEMIDDELDE OPBRENGST PER H.A. AKKERBOUWPRODUCTEN1)

Rabobank Bronnenarchief

Jaarverslagen Coöperatieve Centrale Boerenleenbank | 1950 | | pagina 4