12
ten, evenals van de in samenwerking met de coöperatieve veeafzet en de coöperatieve aan- en ver-
oop getroffen credietregeling voor het opleggen van mestvarkens, werd weinig gebruik gemaakt.
GECOMBINEERDE BALANSEN VAN DE AANGESLOTEN BOERENLEENBANKEN
PER 31 DECEMBER 1949.
(in duizenden guldens)
1948 1949
Kas e„ Kassiers7 250 g m
Centrale Bank485.900 479.620
Voorschotten 32 600
Lopende reken,ng Debiteuren21 65„ 3
E"ec,en 304950 29.800
577.450 595.270
1948 1949
Spaargelden 506 500 522.m
Lopende rekening Crediteuren 51 400 53 500
Eesetve 17.000 ,7.600
D,VerSen2.550 1.370
577.450 595.270
Na het vorenstaande behoeft dit balansoverzicht nauwelijks verdere toelichting. Eruit blijkt,
at e oerenleenbanken, op een bedrag van 5 millioen na, de gedane uitzettingen ad 23.4 mil-
ïeon zelf hebben weten te financieren uit de toeneming van de toevertrouwde middelen. Kan de
ontwikkeling van de bedrijvigheid der boerenleenbanken in het algemeen tot tevredenheid stemmen,
zulks is in mindere mate het geval met het oog op de reserves, die worden gevormd. In het licht van
het bedrag, dat aan credieten en voorschotten is uitgezet, moet de toevoeging aan de reserves der
gezamenlijke boerenleenbanken van een bedrag van 600.000.— onvoldoende worden geacht.
De handhaving van een voldoende rendabiliteit vereist de bijzondere aandacht van de be
heerders der boerenleenbanken.
De hiervoor geschetste geldbeweging bij de boerenleenbanken gaf aanleiding tot een geringe
daling van de
BESCHIKBARE MIDDELEN BIJ DE CENTRALE BANK
(in guldens)
1948 1949
Deposito 1 jaar opzegging29.594.120 34 263 220
Deposito 6 mnd. opzegging177 000 19600Q
Rekening-Courant456.349.418 445.159.643
T°taaI486.120.538 479.618.863
Met de rentevergoeding aan de boerenleenbanken over de dadelijk opvraagbare deposito's
eerden wij terug tot het enkelvoudig rekeningsysteem tussen boerenleenbanken en Centrale Bank
zoals dat ook voor de oorlog gold. De splitsing tussen de Rekening Dagdeposito met een hogere
rcntevergoe ing en de Rekening-Courant met een lagere rentevergoeding, waartoe tijdens de oorlog
13
werd overgegaan in verband met de toestroming van vluchtige gelden, werd met ingang van 1 Ja
nuari 1949 opgeheven. Daartoe zijn wij overgegaan toen het uitzicht kwam te bestaan, dat gelden
op vrije rekening geleidelijk de plaats gingen innemen van de geblokkeerde tegoeden. De over de
Rekening-Courant te vergoeden rente werd bepaald op 2Lg%, gelijk aan de rente, die tevoren over
de Rekening Dagdeposito betaald werd. De lagere rente van 1/4% over een deel der middelen van
de boerenleenbanken werd daarmede afgeschaft. Hierdoor kwam de Centrale Bank weliswaar voor
een hogere rentelast te staan, doch voor de boerenleenbanken betekende zulks behalve de hogere
rentebaten, die zij hoog nodig hadden, alnaargelang in haar kassen de vrije gelden in de plaats
kwamen van de geblokkeerde middelen, waarover een lagere rente werd vergoed, een vereenvoudi
ging in de administratie.
De hieruit voor de Centrale Bank gestegen rentelast komt tot uitdrukking in de verminderde
rentebaten op de verlies- en winstrekening, die daalden van 2.185 millioen tot 1.502 millioen.
Wij zouden tot de zo even beschreven maatregel nimmer in staat zijn geweest, indien niet het Mi
nisterie van Financiën bereid was gebleken aan de boerenleenbanken een overeenkomstige faciliteit
toe te staan als aan de spaarbanken, te weten de storting van 12% van de aan de boerenleenban
ken toevertrouwde vrije spaargelden, vrije depositotegoeden daaronder begrepen met uitsluiting even
wel van de tegoeden op beleggingsrekening, in 's-Rijks schatkist op z.g. boerenleenbankrekening met
een rentevergoeding van 2J4%. waaraan de voorwaarde werd verbonden om op spaarrekeningen tot
bedragen van 3.500.ten minste 2.16% rente te vergoeden. De teruggang van de rentebaten
toont duidelijk aan hoe noodzakelijk deze faciliteit was, die met ingang van 1 Mei van het ver
slagjaar geopend werd. Op basis immers van de geldende rentetarieven op de geld- en kapitaal
markt, die onveranderd bleven voor jaarsschatkistpapier op 1/4% en voor overheidslenirgen met
twintigjarige looptijd op 3%, zou onze Centrale Bank niet in staat zijn geweest om met behoud
van een voldoende liquiditeit, overeenkomstig haar taak, de middelen der boerenleenbanken zoda
nig te beleggen, dat op vrije spaarrekening een passende rente zou kunnen worden uitgekeerd.
De wijzigingen, die zich in de loop van het verslagjaar in het beleggingsschema van de Cen
trale Bank voltrokken, hangen nauw samen met de wederinvoering van een rekening bij 's Rijks
Schatkist, waarop een gedeelte van de liquide middelen tegen een passende rentevergoeding kunnen
worden gestort. De post schatkistpapier verminderde met 66.6 millioen, die gedeeltelijk terecht kwa
men op rekening bij 's-Rijks schatkist. Aan de uitzettingen bij publiekrechtelijke lichamen werd een
lichte uitbreiding gegeven. Deze post steeg van 215.7 millioen tot 224 millioen, waaronder 16.5
millioen jaarskasgeldleningen. De overige uitzettingen onder deze post verantwoord waren van ver
schillende looptijd; het merendeel is echter voor een termijn van 10 jaar of korter. Verschillende uit
leningen werden gedaan aan openbare nutsbedrijven, in het bijzonder electriciteitsbedrijven, waarvan
de voorgenomen uitbreidingen ten goede komen aan het platteland, zowel rechtstreeks als door de
industrialisatie ten plattelande, die daardoor mogelijk wordt.
De post debiteuren steeg met ongeveer 5 millioen tot 36 millioen op het einde van het ver
slagjaar. Op een bedrag van 4 millioen na, die betrekking hebben op kortlopende uitzettingen bij
Nederlandse hypotheekbanken, wier pandbrieven ingevolge de Beleggingswet in aanmerking komen
als beleggingsmateriaal voor de Rijksfondsen, bestaan de debiteuren practisch geheel uit instellin
gen rechtstreeks werkzaam in het belang van land- en tuinbouw, die per ultimo van het verslag
jaar een bedrag van 30 millioen op toegekende credieten en voorschotten hadden opgenomen;
hiervan was geplaatst een bedrag van 13.4 millioen bij wijze van onderhandse geldlening met ge
regelde aflossing. Indien bovendien wordt vermeld, dat in totaal voor ruim 49 millioen aan cre
dieten en voorschotten is gecontracteerd, waarop de evengenoemde bedragen zijn opgenomen, dan
blijkt duidelijk de betekenis van het coöperatieve landbouwcrediet in de na-oorlogse periode, waarin
enerzijds de prijsstijgingen de behoefte aan bedrijfskapitaal meermalen hebben vermenigvuldigd en
anderzijds uitbreiding en modernisering van de apparaturen van het coöperatieve bedrijfsleven, als-