10
Voorts fungeerden de boerenleenbanken als betaalkantoor voor de glas- en inventariscredieten, die
door de Herstelbank worden verstrekt. Ook mag niet onvermeld blijven de inschakeling van de 'boe
renleenbanken bij de premie-inning middels zegelverkoop voor het Bedrijfspensioenfonds voor de
Landbouw, alsmede bij de uitbetaling der pensioenen, die dank zij de activiteit van de kassiers ai
spoedig vlot verliepen.
In het spaarverkeer bij de boerenleenbanken konden de rentetarieven voor vrije spaargelden
worden gehandhaafd op 2%c/c voor leden en 2.16% voor niet-leden, waarbij voor de laatstgenoem
den doorgaans een grens werd aangehouden van 3.500,waarboven een lagere rente werd ver
goed. Voor deposito's met een jaar opzegging was gedurende het verslagjaar de rente vastgesteld
op 2.50%. Handhaving van de geldende rentetarieven bracht voor de boerenleenbanken een hogere
rentelast mede, daar een ingrijpende omzetting plaats vond van tegoed op geblokkeerde- en optie
rekening naar beleggingsrekening, waarover een rente van wordt vergoed, en vervolgens naar
vrije spaarrekening.
OVERZICHT DER SPAARGELDEN EN CREDITGELDEN IN LOPENDE REKENING BIJ
DE AANGESLOTEN BOERENLEENBANKEN
Spaargelden:
vrije rekening
beleggingsrekening
optie-rekening
geblokkeerd
Lopende rekeningen Crediteuren:
vrije rekening j
beleggingsrekening
optie-rekening
geblokkeerd
totaal
De toeneming van de vrije spaargelden met niet minder dan rond 63 millioen springt in het
oog. Met de gelden op geblokkeerde- en optierekening werd goeddeels schoon schip gemaakt: stond
hiervan op het einde van 1948 nog een bedrag uit van 60 millioen, per ultimo 1949 beliep dit nog
slechts 13 millioen. In totaal liepen de spaarsaldi in het verslagjaar op met 16,3 millioen, waarin
voor een bedrag van 10 millioen is begrepen wegens op het einde van het verslagjaar bijgeschre
ven rente.
Op het gebied van de crediet- en voorschotverlening bestond gedurende het verslagjaar bij de
boerenleenbanken een levendige activiteit. De uitzetting door de aangesloten boerenleenbanken van
voorschotten en credieten beliep een bedrag van ruim 23 millioen. Ook bij de tot stand gekomen
wijziging van de statuten der aangesloten boerenleenbanken handhaafden wij de richtlijn, dat cre
dieten en voorschotten door boerenleenbanken alleen worden verleend aan leden ter instandhouding
van het landbouwbedrijf. Daarnaast kunnen bij wijze van belegging, zoals bij spaarbanken gebruike
lijk, hypothecaire uitzettingen worden gedaan, mits op courant onderpand en met ruime overwaarde.
Toepassing van deze voor onze landbouwcredietorganisatie traditionele richtlijn gaf voorshands tot
31 Dec. 1948
403.750
47.250
11.300
44.200
506.500
45.050
1.900
950
3.500
51.400
31 Dec. 1949
466.600
44.100
2.025
10.075
522.800
51.035
1.380
195
890
53.500
11
enige verschuivingen aanleiding ten opzichte van de vooroorlogse practijk; betrof in de jaren 1938
en 1939 81% der uitleningen de individuele boeren en tuinders, per ultimo van het verslagjaar be-
droeq dit aandeel 54%. De uitzettingen bij niet-boeren en niet-tuinders beliepen voor de oorlog
8% en per het einde van het verslagjaar 13.4%. In het bijzonder verdient aandacht de toeneming
van de uitleningen aan de plaatselijke economische instellingen van de georganiseerde land- en tuin
bouw, waarvan het aandeel in het totaal der uitleningen der boerenleenbanken steeg van 6% voor
de oorlog tot 18% thans. Hierin weerspiegelt zich onder meer de gestegen credietbehoeften van de
plaatselijke aan- en verkoopverenigingen in verband met de sterk opgelopen prijzen. Veelal wordt na
het plaats gevonden rechtsherstel deze tak van commerciële bedrijvigheid op de dorpen wederom uitge
oefend door de plaatselijke boerenbonden. De besturen dezer bonden, evenals van de plaatselijke
coöperatieve, aan- en verkoopverenigingen, kan niet voldoende worden voorgehouden, dat zij ter ver
mijding van risico's niet meer dan noodzakelijke voorraden mogen aanhouden en streng de hand
moeten houden aan contante betaling: de structuur van deze bonden en verenigingen die wer en
met beperkte aansprakelijkheid en doorgaans geringe reserves, laat niet toe, dat zij ook middels le
vering op crediet het uitleenbedrijf ter hand nemen.
Verdergaande eisen zullen uiteraard moeten worden gesteld aan de kapitaalsbasis der plaat
selijke economische instellingen, ongeacht of ze werkzaam zijn op het gebied van aan- en verkoop,
afzet en verwerking, indien voorschotten voor investeringsdoeleinden worden gevraagd.
Onder de plaatselijke economische instellingen, die voor crediet bij de boerenleenbanken in
aanmerking kwamen, nemen de landbouwwerktuigencoöperaties, die met subsidie van regeringswege
kunnen worden opgericht, een steeds ruimere plaats in. Deze voor een gepaste rationalisatie van
het kleine landbouwbedrijf nuttige verenigingen, namen in het verslagjaar bij onze boerenleenban
ken gezamenlijk een crediet op van bijna 1 millioen. Het kan niet worden gezegd dat deze veel
belovende twijg aan de brede landbouwcoöperatieboom de kinderziekten reeds is te boven gekomen:
nog dikwijls wordt gesukkeld met een onjuiste kostprijscalculatie of een onvoldoende afschnjvings-
politiek Dit verschijnsel heeft echter de aandacht van diverse besturen en wij vertrouwen, dat doel
treffende maatregelen zullen worden toegepast om ook deze coöperaties op een juiste bedrijfseco
nomische basis te brengen.
Bij de crediet- en voorschotverlening door de boerenleenbanken is het opmerkelijk, dat de
hypothecaire dekking meer voorkomt dan voorheen. Van de uitleningen is tegenwoordig 60% door
hypotheek gedekt tegen 35% laatstelijk voor de oorlog. Ook crediethypotheek tot dekking van een
bedrijfscrediet in lopende rekening komt meer en meer in zwang. Kan hierin een uit sohditeitsoog-
punt gelukkig verschijnsel worden gezien, daarnaast dient niet in de laatste plaats uit sociale mo
tieven het borgtochtcrediet in het bijzonder tot steun aan de jonge boer en tuinder in ere te wor
den gehouden. Het laat zich echter bij de zoveel grotere bedrijfskapitalen, die heden nodig zijn,
gemakkelijk indenken, dat het dikwijls moeilijk valt geschikte borgen te vinden. Hierin is op de
duur een bezwaar gelegen voor bedrijven op gepachte gronden, die onvoldoende zekerheid kunnen
bieden in het bijzonder voor opneming van voorschotten, waarmede een uitbreiding of verbetering
van bedrijfsruimten wordt beoogd. Dit vraagstuk zal bij voortduring de aandacht moeten hebben.
Van de mogelijkheid tot verkrijging van hypothecaire geldleningen bij de boerenleenbanken
werd dikwijls gebruik gemaakt bij toepassing van de Financieringsregeling Woningbouw 1948.
Daartoe vindt men in de boerenleenbank de functie van spaarkas en financieringsinstellmg verenigd.
De boerenleenbank zal zich echter daarbij op de beproefde solide basis moeten blijven bewegen en
derhalve een ruime overwaarde moeten vragen: nochtans kan volgens de thans geldende regeling
bij de bepaling van de onderpandswaarde van met toepassing van de financieringsregeling gebouwde
woningen worden rekening gehouden met het zakelijke karakter van de van rijkswege toegekende
jaarlijkse rentebijdrage, die met de woning kan worden overgedragen. Ook buiten de fmancienngs-
regeling om doen de taxaties van de onderpanden allerlei vragen rijzen in verband met de ontwi
keling van de huur- en pachtprijzen en van de wetgeving, die deze beheersen, zodat het geven van
nieuwe richtlijnen wenselijk bleek.
Van de op beperkte schaal geopende mogelijkheid tot opneming van bijzondere oogstcredie-
(in duizenden guldens)