8 De prijzen van de zuivelproducten gaven gedurende het verslagjaar een dalend verloop te zien; zij stegen evenwel tegen het einde. Per ultimo van het verslagjaar lagen zij beneden de prijs op het einde van het voorafgaande jaar. Met 10.5 millioen stuks bleef de hoender stapel nog aanmerkelijk beneden die van 1939.1 De opbrengst van het pluimvee steeg en wel tot 164 millioen in het oogstjaar 1948/49 tegen 144 millioen tevoren.1) De eierprijzen gaven aanvankelijk een dalend verloop te zien, doch stegen in de tweede helft van het verslagjaar niet onaanzienlijk; tegen het einde viel wederom een scherpe daling te constateren, doch de eindprijs bleef boven die van het voorafgaande jaar. Met een omzetbedrag van 330 millioen van de bij het Centraal Bureau aangesloten veilin gen bleven de totaal omzetten der groenten- en fruitveilingen iets beneden de omzetten over 1948. De prijzen waren sterk wisselend, alhoewel in het algemeen niet ongunstig, behalve voor kasfruit. Vooral de export gaf verheugende cijfers te zien. De uitvoer lag in 1949 naar gewicht hoger dan in 1939 en zelfs het gunstige peil van 1930 werd overschreden. De uitvoer naar Duitsland, die ge leidelijk werd vrijgemaakt voor verse groenten geldt een betalingscontingent van 18 millioen dol lar, terwijl de import van fruit geheel vrij is nam hierbij de voornaamste plaats in. In het ver keer met andere landen boden de afgesloten handelsverdragen gunstiger mogelijkheden, terwijl ook de liberalisatie van het handelsverkeer binnen het kader van de Organisatie voor de Europese Eco nomische Samenwerking invloed begint te krijgen. Op de duur zal hiervan echter ook een toenemen de concurrentie het gevolg zijn, terwijl in het buitenland de opvatting blijkt te gelden, dat de libera lisatie aan belemmerende invoerrechten niet in de weg behoeft te staan, waarvan met name voor de tuinbouw nadelige gevolgen moeten worden gevreesd. Gaven de gunstige uitvoermogelijkheden ook voor andere producten dan groenten en fruit steun aan de prijsvorming, in toenemende mate zijn hierop ook van invloed de minimumprijs- of ega lisatiefondsen, die meer en meer worden gevormd. Geenszins bedoeld voor dumpings-doeleinden, zo als in het buitenland wel eens de voorstelling van zaken luidt, is de strekking van deze fondsen veel eer het tegendeel, n.1. om steun te bieden aan de prijs van producten, die op bepaalde tijdstippen zwak in de markt liggen. Wel dient de vraag te worden gesteld, of deze fondsen, zolang zij in reserve worden gehouden, niet meer en beter aan de belangen van land- en, tuinbouw kunnen wor den dienstbaar gemaakt door tussenkomst van de landbouwcredietinstellingen. De hoeveelheid vrij geld in het maatschappelijk verkeer vertoonde met een bedrag van 7.5 milliard1) op het einde van het verslagjaar een geringe stijging ten opzichte van ultimo 1948. Daar bij dient evenwel gewag te worden gemaakt van de boeking van de tegenwaarde van de Marshall- dollars op guldenrekening bij De Nederlandsche Bank, welke boeking niet zonder belang is voor de handhaving van het monetaire evenwicht. Ook de ontwikkeling van de inlagen en terugstortingen bij de spaarinstellingen droegen daartoe bij. STORTINGEN EN TERUGBETALINGEN BIJ DE SPAARINSTELLINGEN (in millioenen guldens) Rijkspostspaarbank Algemene Spaarbanken Boerenleenbanken Utrecht Boerenleenbanken Eindhoven Stortingen Terugbetalingen Saldo 288.7 322.7 34 398.3 357.0 41.3 520.7 475.5 45.2 246.6 230.3 16.3 Bron: Statistisch Bulletin van het Centraal Bureau voor de Statistiek. 9 Voor de boerenleenbanken betekenen deze cijfers een ommekeer in de spaarbeweging, daar in het voorafgaande jaar de terugbetalingen de stortingen overtroffen. Deze ontwikkeling kan te meer tot tevredenheid stemmen, indien in aanmerking wordt genomen, dat veel geld bij de boeren leenbanken wegvloeide binnen het kader van de afwikkeling van de geldzuivering door besteding voor verschillende opties en voorts door stortingen op de bijzondere heffingen, alhoewel deze laat ste factor minder zwaar woog dan in het voorafgaande jaar. Voor een beoordeling van de mone taire situatie in het licht van de credietuitzetting door de handelsbanken en de landbouwcredietin stellingen kunnen nog de navolgende cijfers worden vermeld: de posten prolongatie en voorschotten tegen effecten, wissels en debiteuren van 42 handelsbanken, die regelmatig door De Nederlandsche Bank plegen te worden geregistreerd, liepen op van 930 millioen per ultimo 1948 tot 1.005 mil lioen op het einde van het verslagjaar; derhalve een toeneming met 75 millioen. Voor de land bouwcredietinstellingen stegen de overeenkomstige posten van 380 millioen tot 484 millioen, het geen een stijging oplevert met 104 millioen.1) De geldbeweging bij de aangesloten boerenleenbanken weerspiegelt de gang van zaken in het land- en tuinbouwbedrijf. De omzetten van ontvangsten en uitgaven op spaar- en op lopende reke ningen beliepen ruim 1.5 milliard. OMZETTEN IN 1948 EN 1949 VAN DE GEZAMENLIJKE BOERENLEENBANKEN AANGESLOTEN BIJ DE CENTRALE BANK TE EINDHOVEN (in duizenden guldens) Spaargelden Lopende rekening Voorschotten ingelegd terugbetaald gestort uitbetaald afgelost v« 18 1949 1948 1949 1948 1949 1948 1949 1948 1949 1948 Indien deze cijfers worden gesteld tegenover de overeenkomstige omzetten van de jaren 1938 en 1939 komen belangrijke verschuivingen in de activiteit der boerenleenbanken tot uitdrukking. In die jaren beliepen de uitgaven en de ontvangsten op lopende rekening voor ieder dezer rekeningen telkens een bedrag van rond 28 millioen, hetgeen ruim de helft was van de uitgaven en ontvangsten op spaarrekening. In de jaren 1948 en 1949 zien wij een tegengesteld beeld: de ontvangsten en uit gaven op lopende rekening bij boerenleenbanken belopen tweemaal de omzetten op spaarrekening. Met de ontwikkeling van het lopende rekeningverkeer en de verantwoording op lopende rekening van de bedrijfsopbrengsten zijn wij op de goede weg. Hierbij dient gewag te worden gemaakt van de uitbetalingen Landbouwherstel, die in het verslagjaar bij wijze van definitieve afrekeningen in aanzienlijke mate afkwamen, alsmede van de uitkering door tussenkomst van de boerenleenbanken van de overbruggings- en compensatietoeslag 1947 ingevolge de Motie Groen, die in de eerste helft van het verslagjaar viel en de Melktoeslag 1948, eveneens ingevolge de Motie Groen, die in de laat ste helft van het verslagjaar werd uitgekeerd. Het ging daarbij om een correctie van de al te schriele prijszetting in de voorafgaande jaren, in het bijzonder ten bate van de bedrijven op het zand. Bron: Statistisch Bulletin van het Centraal Bureau voor de Statistiek. le kwart. 2e kwart. 3e kwart. 4e kwart. 42.000 49.255 55.300 72.425 55.950 53.360 74.430 71.560 42.500 51.380 78.225 76.715 60.200 48.875 59.550 53.330 65.200 90.170 114.400 142.655 125.235 157.300 100.015 133.125 70.750 99.000 109.350 143.720 117.870 145.720 113.550 141.560 1.010 1.530 900 1.045 985 910 2.085 2.745 3.600 3.835 4.325 4.380 3.775 4.915 4.300 6.190 227.680 246.600 240.475 230.300 404.850 523.250 411.520 530.000 4.980 6.230 16.000 19.320

Rabobank Bronnenarchief

Jaarverslagen Coöperatieve Centrale Boerenleenbank | 1949 | | pagina 5