Aan
den Raad van Toezicht der
Coöperatieve Centrale Boerenleenbank
te
Eindhoven
MIJNE HEEREN,
Het wereldgoederenverkeer bleef in het verslagjaar ten achter bij de verwachtingen, die daar
aan waren gesteld. De verschillende volkshuishoudingen ontwikkelden zich in economisch opzicht
naast elkander en het bilateraal handelsverkeer, dat zich geleidelijk ontplooide, bood onvoldoenden
grondslag voor een vlot herstel van de wereldconjunctuur, In het licht van die op zichzelf teleurstel
lende ontwikkeling mag als een gelukkige omstandigheid gelden, dat hier te lande meer algemeen
het besef levendig werd, dat bij ontstentenis van economische hulp uit het buitenland in een omvang
als aanvankelijk werd verwacht, de opbouw en het herstel vooral uit eigen kracht zullen moeten wor
den tot stand gebracht. In die krachtsinspanning tot bevordering van 's lands herstel namen land
en tuinbouw een belangrijk aandeel. Waar de précaire deviezen-positie een van de voornaamste
moeilijkheden daarbij oplevert, mag niet onvermeld blijven, dat van den totalen uitvoer van ons land
qedurende 1946 ter waarde van ƒ785 millioen, land- en tuinbouw ƒ321 millioen voor hun rekening
namen.
Over het algemeen bood 1946 voor land- en tuinbouw zij het in mindere mate voor de ge
mengde kleine bedrijven nog bevredigende uitkomsten; minder bemoedigend is het perspectief,
indien, terwijl land- en tuinbouw steeds meer op eigen kracht en binnenlandschen afzet zijn aange
wezen, in het nationale productieproces de concurrentiekracht van ons productie-apparaat eenzijdig
zou moeten worden bevorderd door lagere prijzen voor de land- en tuinbouwproducten, nu deze in
toenemende mate van belang zijn voor de binnenlandsche levensmiddelenvoorziening Vertrouwd
mag echter worden, dat de prijzenpolitiek der Regeering evenals zulks ten aanzien van andere be
volkingsgroepen het geval is, evenzeer ten bate van boeren en tuinders als instrument der verdee-
lende rechtvaardigheid zal blijven werken, zoolang niet tot effect zijn gekomen de aangekondigde
maatregelen tot versteviging van de positie van land- en tuinbouw door rationalisatie van productie
en afzet. Inmiddels zullen boeren en tuinders goed doen, waar tenslotte voor de verhooging van de
concurrentiekracht en daarmede van de uitvoercapaciteit de consumentenprijs der producten in ver
band met het loon- en salarisniveau beslissend is, den grootst mogelijken steun te verleenen aan
coöperaties op het gebied van verwerking en afzet over het geheele terrein der voorziening van de
binnenlandsche markt.