7
Aan
den Raad van Toezicht en
de Commissie van Advies
der Coöperatieve Centrale Boerenleenbank
te
Eindhoven.
MIJNE HEEREN,
Overeenkomstig artikel 17 der statuten hebben wij de eer li verslag uit de brengen over
het boekjaar 1940.
De oorlogsgebeurtenissen, waarin ons land op 10 Mei 1940 rechtstreeks is betrokken en
die tot bezetting van het Nederlandsche gebied in Europa leidden, hebben in sterke mate haar
stempel gedrukt op den gang van zaken in het bedrijfsleven. Verschillende vraagstukken op het
gebied van den export o.m. in de tuinderij, hebben door de bezetting van ons land een ander aspect
gekregen; daarnaast bracht de voorziening der agrarische bedrijven van grond- en hulpstoffen
grootere bezwaren mede dan voorheen. In tegenstelling met den akkerbouw, die in geringere mate
van overzeesche aanvoeren afhankelijk is, werd het veredelingsbedrijf, dat voor den Nederland-
schen boerenstand zulk een machtige en geëigende bron van bestaan vormt, tijdelijk tot inkrim
ping genoodzaakt.
De door de oorlogshandelingen verwekte deiningen en de gewijzigde verhoudingen in het
land- en tuinbouwbedrijf waren uiteraard voor onze instelling niet zonder beteekenis. Dank zij
onze gunstige likwiditeitspositie was de regelmatige functioneering van ons bedrijf verzekerd. Zelfs
stelden wij in de eerste oorlogsdagen extra credieten beschikbaar aan eenige groote organisaties
welker werking van zeer vitaal belang was voor bet agrarische bedrijf en voor de voedselvoorzie
ning. Toen het beperkt bankenmoratorium, dat op 10 Mei 1940 was afgekondigd, op 11 Juni werd
opgeheven was het practisch voor het bedrijfsleven reeds buiten werking.
Belangrijke materieele schaden, tengevolge waarvan onze belangen bij debiteuren of an
derszins grootelijks werden getroffen, kwamen tot heden niet voor. Ook de belangen der aan
gesloten plaatselijke boerenleenbanken bleven vrijwel onaangetast. Reeds spoedig na de bezet
ting konden wij met deze locale banken in regelmatig contact treden, zoodat onze credietorgani-
satie als geheel hare werkzaamheden vrijwel ononderbroken heeft voortgezet.
Gedurende het tweede en derde kwartaal van 1940 namen de spaargelden bij de plaatselijke
boerenleenbanken eenigermate af, doch deze betrekkelijk geringe vermindering werd ruimschoots
overtroffen door meerdere aflossingen op voorschotten en stortingen in rekening-courant. Vandaar
dat het saldo van de beschikbare middelen der locale banken bij onze Centrale Bank per einde