Aan den Raad van Toezicht en de Commissie van Advies der Coöperatieve Centrale Boerenleenbank te Eindhoven. MIJNE HEEREN, De reeds vroeger ingetreden verbetering van den internationalen economischen toestand werd gedurende het afgeloopen jaar krachtig voortgezet, waarnaast kan worden vastgesteld, dat deze opleving gedurende het laatste gedeelte van het jaar 1936 in sterkere mate dan voorheen in de ontwikkeling van de Nederlandsche conjunctuur tot uitdrukking kwam. Al is dit gunstiger verloop der binnenlandsche conjunctuur nog niet of nauwelijks rechtstreeks aan de land- en tuin bouwbedrijven ten goede gekomen, zoo mogen de indirecte gevolgen voor dezen tak van volksbestaan van de prijsstijging op de wereldmarkt der agrarische stapelproducten niet worden onderschat. Deze prijsstijging beteekent immers eene inkrimping van het voor onze agrarische exportbedrijven nadeelige verschil tusschen den wereldprijs en den kostprijs en kan daardoor tevens een stap zijn in de richting van een geleidelijken afbouw van den landbouwsteun in zijn huidigen vorm en omvang. Al moge er verschil van meening heerschen over de vraag in hoeverre het tijdelijk loslaten van den gouden standaard in Nederland voor ons bedrijfsleven rechtstreeks van belang is geweest, voor het herstel der rust op de geld- en kapitaalmarkt en vooral voor de ontwikkeling van gezonde credietverhoudingen ten plattelande was de opheffing der onzekerheid betreffende de muntpolitiek der Regeering van groote beteekenis. Zulks is temeer van belang geweest, daar ook na de afwij zende houding van de Tweede Kamer der Staten Generaal in Juni 1936 met betrekking tot het z.g. Vaste lasten-Ontwerp en het Ontwerp Landbouwcrisishypotheekwet 1936 het bij den belegger ont stane gevoel van onzekerheid ten aanzien van mogelijk nog te verwachten maatregelen nog niet geweken was, zeer ten nadeele van de hypotheekvoorziening van de land- en tuinbouwbedrijven en dus ook van de credietverzorging dezer bedrijven in het algemeen. De terugkeer van meer normale verhoudingen op de geld- en kapitaalmarkt ging met een sterke daling van den rentevoet gepaard. Of en in hoeverre de daling van de kapitaalrente ver deren voortgang zal maken is moeilijk te zeggen. Het is hierom, dat wij in Maart 1937 in de voor de aangesloten plaatselijke Boerenleenbanken toegepaste rentetarieven nog slechts een gedeeltelijke verlaging hebben doorgevoerd n.1. met betrekking tot de rente voor deposito met zes en twaalf maanden opzegging. Wij hebben de eer U conform art. 17 onzer statuten hierbij verslag uit te brengen over het boekjaar 1936, welks resultaten mede in verband met den tijdelijk hoogeren rentevoet op de geldmarkt gedurende de eerste drie kwartalen die van het voorafgaande boekjaar overtreffen. Naar onze opvatting kan ook dit jaar met eene storting van 20.000.ten laste der Verlies- en Winstrekening in het Pensioenfonds worden volstaan.

Rabobank Bronnenarchief

Jaarverslagen Coöperatieve Centrale Boerenleenbank | 1936 | | pagina 4