Mijne Heeren,
7
Aan
den Raad van Toezicht en de
Commissie van Advies der
Coöperatieve Centrale Boerenleenbank
te
Eindhoven.
Ingevolge het bepaalde bij Art. 17 der Statuten hebben wij de eer U hiermede verslag uit
te brengen over onze verrichtingen in het afgesloten boekjaar, vergezeld gaande van de Balans- en
Verlies- en Winstrekening, zooals die door ons zijn opgemaakt en welke, zooals uit de onderteeke-
ning blijkt, zijn accoord bevonden.
Het doet ons genoegen wederom op zeer bevredigende bedrijfsresultaten te kunnen wijzen.
Het voordeelig saldo der Verlies- en Winstrekening stelt ons in staat, na gebruikelijke reserveering
van de met onze beleggingen behaalde koerswinst, eene extra-afschrijving te doen op de gebouwen
onzer Bank, waardoor deze in de balans komen te staan op 1.waarbij dan tevens een bedrag van
ruim 11.000.voor nieuwbouw geheel is afgeschreven. Wij vertrouwen gaarne dat U zich
met deze veilige afschrijvingspolitiek zult kunnen vereenigen.
Voor onze uitzettingen zijn thans o.i. genoegzame voorzieningen getroffen. Eene extra
versterking van de voor dat doel gekweekte reserve achten wij niet meer noodig en stellen wij U
thans voor het winstsaldo te verdeelen geheel overeenkomstig de desbetreffende statutaire bepalingen.
Verder verwijzen wij li naar de saldi der Boerenleenbanken-crediteuren, die in vergelijking
met de cijfers van het vorige jaar, wederom een belangrijke vermeerdering te zien geven, waarvan
U tevens de weerspiegeling vindt in het voordeelig saldo der renterekening, welke een vooruitgang
vertoont van ruim 50.000.niettegenstaande de 6% Nederland zijn afgelost en daarvoor in de
plaats andere fondsen, rentende 4*/^% zijn gekomen.
Wij spreken de hoop uit, dat de bij ons behoorende organisaties onze Centrale met onver
minderde kracht zullen blijven steunen, opdat daardoor onze Centrale steeds beter in staat worde
gesteld om hare taak in het belang van den Nederlandschen land- en tuinbouw te blijven vervullen.
Wij vinden het hier de plaats onze erkentelijkheid uit te spreken over de wijze waarop
Directie en Personeel zich van hunne taak hebben gekweten en over de groote toewijding, welke
daarbij steeds is aan den dag gelegd.