i
v.
Mijne Heeren,
7
Aan
den Raad van Toezicht,
de Commissie van Advies,
der Coöperatieve Centrale Boerenleenbank
te
Eindhoven.
Wij hebben de eer U hierbij aan te bieden het Verslag, benevens de Balans en Verlies-
en Winstrekening over het jaar 1917, zijnde het negentiende boekjaar onzer instelling.
Het vierde oorlogsjaar heeft nog steeds geen beslissing gebracht in den grooten strijd der
volken. De oorlog met al zijn lasten woedt nog steeds onverminderd voort.
Voor den Nederlandschen landbouwer beteekent dat 1°. nagenoeg volledig gemis aan bedrijfs-
vrijheid en 2°. geen of althans nagenoeg geen aanvoer van krachtvoer en kunstmeststoffen, met
als resultaat: eene ledige boerderij en een te veel aan contanten.
Geheel dezelfde redenen, als aangehaald in ons vorig jaarverslag, zijn oorzaak dat de
„Beschikbare Middelen" onzer instelling van dag tot dag toenemen. Ofschoon die voortdurende
vermeerdering voor onze instelling met niet geringe bezwaren gepaard gaat, hebben wij gemeend
dien natuurlijken loop niet te moeten beperken. Wij blijven van oordeel, dat het overgroote deel
dier gelden zal worden teruggenomen, zoodra de gelegenheid zal bestaan de boerderijen weer in
den ouden toestand te brengen. Want daarvoor zullen millioenen en millioenen noodig zijn.
In Bijlage XVII is de loop der Beschikbare Middelen in verband gebracht met den loop
der spaargelden, voorschotten en loopende-rekeningsaldi der plaatselijke Boerenleenbanken,
gedurende de jaren 1910/1916. Vermeldenswaard is in dit verband de uit deze Bijlage blijkende
toeneming van het ingelegd bedrag per spaarboekje.
Onnoodig te zeggen, dat het beleggen van deze groote sommen groote zorg en omzichtig
heid vereischt. Elke belegging moet soliede en liquide zijn Zooals de balans met bijlagen aangeeft,
hebben wij met uiterste zorg getracht de beleggingen aan beide eischen te doen beantwoorden.
De resultaten over 1917 zijn alleszins gunstig te noemen. Eene netto-winst van 269.958.26V2
mag zeer bevredigend genoemd worden. Toch dient er hier op gewezen, dat de winst percents
gewijze volstrekt niet hoog genoemd mag worden. De ook weer in 1917 noodig gebleken afschrij
ving op effecten, ten bedrage van ƒ86.689.44, doet zien, dat het aanhouden eener effecten-portefeuille
gepaard gaat met een zeer belangrijk risico. En 1918 is in dit opzicht weer zeer slecht ingezet.
De daling in de noteering der fondsen, vooral de daling in de 4'/2% Holland, maakt het vormen
eener sterke reserve gebiedend noodig.
Onze effecten-portefeuille is in den loop van 1917 belangrijk verminderd. De balans
wijst per 31 December j.1. een cijfer aan van 5.362.188.81 tegen 8.716.606.30 per einde 1916.
Ofschoon het in ons voornemen ligt deze rekening zoo laag mogelijk te houden, geheel missen
kunnen wij haar niet. Daarbij komt nog, dat wij het ons ten plicht rekenen mede te werken
aan het welslagen van de verschillende uitgiften, waartoe het Rijk telkens en telkens moet overgaan.