Bestuurs-Commissie.
Inspectie.
Toetreding nieuwe Boerenleenbanken.
Uittreding Boerenleenbanken.
Omzet.
Effecten-Leendepot.
Rente.
Onkosten.
Controle-Rijkssubsidie.
Pensioenfonds.
8
geleidelijk geschieden, omdat telkens en telkens de vrijkomende gelden weder opnieuw moeten
worden belegd, zóó dat onze likwiditeit niet wordt geschaad en tevens zóó dat er eenige winst
overblijft bij een rentevergoeding van 3l,4°/o voor de deposito's. De eerste factor: onze likwiditeit
is de allervoornaamstedaaraan moet in alle gevallen worden vastgehouden. Kan daarbij eene
rentevergoeding van 3' 4°o worden aangehouden, dan zal ons dat zeer aangenaam zijn, maar wij
zullen er niet tegen opzien die rentevergoeding te verlagen, als dat noodig mocht blijken. Zeer
waarschijnlijk zullen wij over dit punt meerdere inlichtingen kunnen geven op onze a.s. Algemeene
Vergadering.
De in het jaar 1915 ingestelde zoogenaamde Bestuurs-Commissie bleef ook in 1916 in
functie. Zij heeft geheel aan de verwachtingen beantwoord. Door haar worden de inspectieverslagen
behandeld zij neemt beslissingen in ondergeschikte punten en brengt aan het Bestuur prae-advies
uit in gewichtige aangelegenheden. Zoodoende wordt de maandelijksche Bestuursvergadering ontlast,
waardoor meer tijd vrij komt tot het behandelen van meer gewichtige aangelegenheden.
De aangesloten Boerenleenbanken werden in het afgeloopen jaar alle minstens één keer
geïnspecteerd. De verslagen, welke naar aanleiding van die inspectiën werden uitgebracht, gaven
over het algemeen reden tot tevredenheid.
32 Boerenleenbanken werden in den loop van het jaar 1916 door den Hoofdinspecteur
bezocht, zonder dat hij zijn komst te voren aankondigde. Belangrijke op- of aanmerkingen behoefden
naar aanleiding van deze onverwachte bezoeken slechts zelden gemaakt te worden.
Op de vergaderingen der Bestuurscommissie werden de verslagen der inspectiën behan
deld. De briefwisseling, als gevolg van deze behandeling met een aantal Boerenleenbanken gevoerd,
leidde in den regel tot het aanbrengen der verlangde verbeteringen.
In 1916 traden de navolgende Boerenleenbanken toe: Oosterhout (Gld.) Druten (Gld.)
Putte (N. B.) Dieteren (L.) Gemert (N.B.) Broekhuizenvorst(L.) Klazienaveen (Dr.) Beek, Gem.
Beek en Donk (N. B.) Dinteloord (N. B.) Baarle Nassau (N. B.) Ijsselmonde (Z. H.) Roosteren
(L.) Itteren (L.) Einighausen (L.) Leur (N. B.) Rossum (Gld.) Beek, Gem. Princenhage (N. B.)
Alphen (N. B.) Hilvarenbeek (N. B.) Oudgastel (N. B.) Chaam (N. B.) Biest-Houtakker (N. B.)
en Klein-Dongen (N. B.)
In het geheel telden wij dus einde 1916 409 Boerenleenbanken tegen 386 op het einde
van 1915. Volgens de plaats harer vestiging verdeeld als volgt:
In:
1916
1915
1914
1913
1912
1911
1910
1909
1908
1907
1906
1905
1904
1903
1902
1901
1900 1899
Noord-Brab.
160
147
144
136
131
117
108
99
96
94
82
67
62
57
52
40
31 19
Limburg
126
121
120
117
115
104
100
95
76
70
66
54
44
34
23
18
13 12
1 1
Gelderland
45
42
41
40
34
30
24
23
23
22
17
11
9
7
3
3
Overijssel
32
32
31
29
26
23
18
17
15
6
3
3
2
Zuid-Holl.
21
20
19
19
17
16
13
11
11
9
7
7
5
2
1
Zeeland.
6
6
6
6
7
7
7
7
7
7
7
7
6
2
1
1
1 1
Noord-Holl.
5
5
4
4
4
4
4
4
4
4
4
4
4
2
Drenthe
6
5
5
4
4
4
4
3
2
2
2
Utrecht.
5
5
5
5
5
4
4
3
2
1
1
Groningen.
1
2
1
2
1
1
1
1
1
1
1
1
1
1
Friesland
2
2
2
Totaal
409
386
378
363
346
310
283
263
237
216
190
154
132
104
80
62
46 33
9
In 1916 zijn geen Boerenleenbanken uitgetreden
De totale omzet bedroeg ruim 150 millioen, tegen ruim 67 millioen in 1915 en ruim
36 millioen in 1914. Voor de gespecificeerde cijfers verwijzen wij naar Bijlage XXII. Eene verge
lijking met voorgaande jaarverslagen doet nauwkeurig zien op welke rekeningen voornamelijk de
vermeerdering is verkregen.
Het Effecten-Leendepöt verminderde in 1916 tot 226.140 (tegen 280940.einde 1915
en 267.070.einde 1914.) Specificatie op Bijlage IV. Deze fondsen nemen wij onder ons
onder het uitdrukkelijke beding, dat zij mogen dienen als onderpand bij door ons aan te gane
leeningen bij derden. Voor administratiekosten brengen wij '/s per jaar in rekening
In 1916 berekenden wij eene debet-rente van 4% en vergoedden wij voor deposito's
eene rente van 3' 40 o. Slagen onze pogingen om de deposito's voor het grootste gedeelte onder
dak te brengen tegen genot eener rente boven 3' 4°o, dan zullen wij blijven doorgaan eene rente
van 3' 4 te vergoeden. Falen die pogingen dan zullen wij hoe noode ook moeten
besluiten tot eene lagere rentevergoeding. Zooals wij in den aanhef van dit verslag reeds mede
deelden hopen wij in de a.s. Algemeene Vergadering nadere inlichtingen te kunnen geven.
De bruto onkosten beliepen in 1916 46.008.67 tegen 37.739.50 over 1915, zijnde
eene vermeerdering van ongeveer 22l)o. Een en ander is het gevolg van de uitbreiding van ons
personeel, noodig geworden door den meerderen omzet, die zooals wij boven gezien hebben
van 67 tot 150 millioen steeg. Van grooten invloed is ook geweest de door het Bestuur, in overleg
met den Raad van Toezicht, verleende duurtetoeslag, varieerende van 5 tot 10°,o.
Eene rijkssubsidie werd ook in 1916 niet meer genoten. Het laat zich aanzien, dat wij
ook in de toekomst geen rijkssubsidie meer zullen genieten. Intusschen bleek Zijne Excellentie
de Minister van Landbouw, Nijverheid en Handel wel bereid onze accountantskosten, voor
zoover die de 500. overschrijden, te vergoeden.
De rekening van dit fonds is op pagina 17 afgedrukt en vereischt geen nadere toelichting.