Uittreding Boerenleenbanken. Omzet. Effecten-Leendepöt. Rente. Onkosten. Controle-Rijkssubsidie. Pensioenfonds. Inbraakverzekering en Bewaargeving. 8 In 1913 zijn geen Boerenleenbanken uitgetreden. a. BOERENLEENBANKEN. Ook in 1913 nam de omzet met de aangesloten Boerenleenbanken weder toe. In totaal werd gestort: 8.758.179.21 tegen 7.968.589.661 i in 1912. per Boerenleenbank: - 24.127. - 23.031.in 1912. In totaal werd terugbetaald: - 9.013.038.53 - 7.669.222.33V2 in 1912. per Boerenleenbank: - 24.829.- 22.165.in 1912. b DIVERSE INSTELLINGEN De onder dit hoofd geboekte rekening-couranthouders hebben in 1913 gestort 1.901.572.14 (tegen 1.214.730.36' 2 in 1912) en hebben teruggenomen, resp. opgenomen 2.259.196.92 (tegen 1.382.338.01 in 1912.) In de eerste jaren van het bestaan eener Boerenleenbank overschrijden de spaargelden in den regel de voorschotten. Dan ontstaat er een verlangen om effecten te koopen. In nagenoeg al de gevallen waarin ons over aankoop geschreven werd, hebben wij geadviseerd om nog wat te wachten, uit ervaring wetende, dat de vraag naar voorschotten steeds iets later volgt en er dan gauw genoeg een te-kort aan middelen ontstaat. In vele gevallen is onze raad opgevolgd. Maar lang niet altijd. Gevolg, dat na eenige jaren niet meer kan voldaan worden aan het bepaalde bij art. 8 van ons Huishoudelijk Reglement, soms zelfs een beroep moet gedaan worden op de kas onzer Bank. In beide gevallen zouden wij vooraf verkoop der beleggingen moeten vragen. Maar dat zou verlies, soms zelfs belangrijk verlies beteekenen. Vandaar dat in 1908 gelegenheid werd gegeven om de effecten te deponeeren in een „Effecten-Leendepöt". Deze effecten worden bij onze Bank gedeponeerd onder het beding, dat wij deze effecten steeds mogen laten dienen als onderpand voor leeningen bij derden. Van jaar tot jaar is het bedrag der gedeponeerde fondsen en het aantal der deponeerende Boerenleenbanken toegenomen, hetgeen blijken kan uit het volgende staatje In 1908 86.000.— In 1909 120.100.- In 1910 In 1911 In 1912 In 1913 118.600. 136.000. 148.800.- 212.380. nominale waarde door 9 Boerenleenbanken 13 „14 „21 32 36 Onze Bank brengt aan de deponeerende Boerenleenbank eene provisie in rekening van 1 s°/o per jaar; het is ongetwijfeld noodig deze provisie te verhoogen. 9 In de berekende rente voor aangesloten Boerenleenbanken kwam ook in 1913 geen verandering, niettegenstaande de geldkoersen ter beurze en daarbuiten, het geheele jaar door belangrijk hooger waren. Wij bleven vergoeden 3l 4° o en namen voor voorschotten 33 4°o. Of wij ook in de toekomst deze lage rente zullen kunnen blijven berekenen zal in hoofdzaak afhangen van de vraag of de spaargelden zullen blijven vloeien. Zoolang dat wel het geval blijft, meenen wij met de berekening eener lage rente te moeten blijven doorgaan, in de overtuiging den landbouw eenen grooten dienst te bewijzen met hem het benoodigde geld tegen lage rente beschikbaar te stellen. De bruto-onkosten over 1913 overtreffen die over 1912 met ruim 7.000.- Zij bedroegen 31.445.43'/2 (zijnde ruim 86. per Boerenleenbank) tegen 24.252.411 2 (zijnde ƒ70. - per Boerenleenbank) over 1912. Die meerdere onkosten staan in hoofdzaak ten laste der navolgende onderdeelen der onkostenrekeningsalarissen kantoor 1.075.33, salarissen reis- en verblijf kosten en abonnementen der Inspectie 2.447.09, vergaderkosten 921.63' 2, drukwerken 900.02' 2, belasting 415.94 en proceskosten 484.36. Bij de beoordeeling dezer cijfers dient in acht te worden genomen: 1°. dat de voortdurende uitbreiding onzer zaken versterking vereischte èn van het per soneel ter directie èn van het personeel ter inspectie; 2°. dat de voorgenomen wijziging der statuten (de Commissie ad hoe vergaderde alleen 15 keeren) belangrijke sommen vroeg voor reis-, verblijf- en vacatiekosten; 3°. dat de rekening „Drukwerken" zwaar werd belast eerstens door de kostelooze beschikbaarstelling van de nieuwe formulieren D I II en E, tweedens door de drukwerken, benoodigd door voormelde Commissie, derdens door de propaganda- brochures, verspreid tijdens de Haagsche Landbouwtentoonstelling; 4°. dat wij over 1913 belasting moesten betalen naar een nieuwen aanslag; 5°. dat in 1913 de laatste proceskosten in de zaak Helmond zijn verrekend. Voor nauwkeurige specificatie zie Bijlage XV. In de wijze van controle, noch in den vorm van het Rijkssubsidie 2.500. kwam in 1913 wijziging. Voor bijzonderheden verwijzen wij meer in het bijzonder naar ons jaarverslag over 1910. In afwijking met vorige jaren kwam ditmaal de Rijkssubsidie pas in het begin van 1914 af De rekening van dit fonds is op bladz. 19 afgedrukt. Het bedrag der Inbraakverzekering klom in 1913 van 1.076.300.-- tot ƒ1.189.700. Het aantal deelnemende Boerenleenbanken vermeerderde met 16, zoodat thans door 208 Boerenleenbanken in deze verzekering wordt deelgenomen.

Rabobank Bronnenarchief

Jaarverslagen Coöperatieve Centrale Boerenleenbank | 1913 | | pagina 5