Mijne Heeren,
Inspectie.
Raad van Toezicht.
16
Aan de Boerenleenbanken, aangesloten bij de
Coöperatieve Centrale Boerenleenbank
te
Eindhoven.
Wij hebben de eer U hierbij aan te bieden het verslag van het Bestuur over de werk
zaamheden van het afgeloopen boekjaar, benevens Balans en Verlies- en Winstrekening op
31 December 1911.
Deze rekeningen zijn door ons nagegaan en accoord bevonden, waarom wij de vrijheid
nemen U voor te stellen, ter décharge van het Bestuur, de Balans op Ultimo December 1911
goed te keuren en de winst te verdeelen zooals dat door het Bestuur wordt voorgesteld.
De aangesloten Boerenleenbanken werden in het afgeloopen jaar alle minstens één keer
geïnspecteerd. De verslagen, welke naar aanleiding van die inspectiën werden uitgebracht, gaven
over het algemeen reden tot tevredenheid.
De veertiendaagsche bijeenkomsten van den Voorzitter van den Raad van Toezicht en
den Hoofdinspecteur, welker doel in het vorig jaarverslag is medegedeeld, hadden ook in 1911
geregeld plaats.
Tusschen 1 October 1911 en 1 Maart 1912 werden door den Hoofdinspecteur te Roosen
daal, 's-Hertogenbosch, Eindhoven, Almelo, Boxtel, Maastricht, Amsterdam, Sittard en Oostburg
leergangen gegeven in het beheer der Boerenleenbanken. Door ongeveer 300 beheerders van
Boerenleenbanken werden de lessen gevolgd. Van verschillende zijden mochten wij vernemen,
dat de wenken, op de leergangen gegeven, met zorg worden opgevolgd.
De toeneming van het aantal Boerenleenbanken maakte versterking der Inspectie nood
zakelijk. Met ingang van 1 Januari 1912 werden benoemd tot Inspecteur de Heer A. M. Ie Louxjr.,
Adjunct-Inspecteur, en tot Adjunct-Inspecteur de Heer P. M. van Gemert, te Eindhoven, die
vroeger ten kantore der Coöperatieve Centrale Boerenleenbank en van 1 Juli—31 December 1911
ten kantore der Inspectie werkzaam was.
De Hoofd-Inspecteur, de Heer L. N. H. Deckers, die zich met de andere leden dei-
Inspectie op de meest ijvervolle en nauwgezette wijze van zijne plichten kwijt, heeft bij zijne drukke
werkzaamheden van inspectie en propaganda nog den tijd weten te vinden voor uitgebreide vak
studiën, welke bekroond werden door zijne promotie tot dokter in de sociale en politieke weten
schappen aan de universiteit te Leuven op het proefschrift: „De landbouwers van den Noord-
Brabantschen zandgrond. Een bijdrage tot de kennis der maatschappelijke en oeconomische
ontwikkeling van den Nederlandschen boerenstand in de negentiende en twintigste eeuw".
In Uwe vergadering van 26 Juni 1911 werden de aftredende leden van ons college,
de Heeren
Mr. TH. J. H. AQUARIUS,
J. VAN BEEK,
G. J. KOENRAADT Mzn.,
J. M. B. H. PONJÉ
met nagenoeg algemeene stemmen herkozen.
Thans zijn aan de beurt van aftreding de Heeren:
HENRY P1JLS,
F. C. VAN REST,
J. H. M. H. STOOT,
J. C. TUCKER,
terwijl de Raad van Toezicht het wenschelijk acht de nog steeds bestaande negende vacature
thans aan te vullen.
Tot aanvulling dezer vacatures zal U gelegenheid worden geboden.
De Raad van Toezicht:
Mr. TH. J. H. AQUARIUS, President.
G. J. KOENRAADT Mzn., Vice-President.
J. VAN BEEK.
HENRY PIJLS.
F. C. VAN REST.
J. H. M. H. STOOT.
J. C. TUCKER.
J. M. B. H. PONJÉ, Secretaris.
Eindhoven, Maart 1912.