Uittreding Boerenleenbanken.
Omzet.
Effecten-Leendep&t. Art. 8 Huishoudelijk Reglement.
Effectenfonds.
Rente.
8
Aangesloten aantal leenbanken 237, volgens de ligging verdeeld als volgt:
In1908 1907 1906 1905 1904 1903 1902 1901 1900 1899
Noord-Brabant 96 94 82 67 62 57 52 40 31 19
Limburg76 70 66 54 44 34 23 18 13 12
Gelderland23 22 17 11 9 7 3 3 I I
Overijssel15 6 3 3 2
Zuid-HollandII 9 7 7 5 2 1
Zeeland7 7 7 7 6 2 1 1 1 1
Noord-Holland 4 4 4 4 4 2
Drenthe2 2 2
Utrecht2 I I -
Groningen1 1 1 I
in Nederland237 216 190 154 132 104 80 62 46 33
In de Algemeene Vergadering van 22 Juni 1908 werd als handelend in strijd met de
voorschriften met algemeene stemmen ontzet de Boerenleenbank te Mierlo-Dorp, terwijl de
Boerenleenbank te Heeswijk den 16den Nov. ontslag nam. De aansprakelijkheid der eerstgenoemde
bank is op 31 December jl. geëindigd. De terugbetaling van het gestorte op de aandeelen zal na
goedkeuring van deze balans geschieden. De aansprakelijkheid der tweede bank zijnde het
ontslag aangevraagd in het laatste kwartaal, duurt voort tot aan het einde van 1909. Het gestorte
op deze aandeelen zal worden terugbetaald na goedkeuring van de balans over 1909.
a. LEENBANKEN.
In het afgeloopen jaar vermeerderde onze omzet weder belangrijk. In totaal werd gestort
3.955.513.08'2 tegen 3.131.798.35 in 1907.
per leenbank: - 16.690.- - 14.500 1907.
In totaal werd terugbetaald: - 3.505.546.02' 2 - 3.435.74588 1907.
per leenbank: - 14.791. - 15.906.- 1907.
Het verloop van maand tot maand is te vinden op bijlage XIV.
b. DIVERSE INSTELLINGEN.
De onder dit hoofd voorkomende rekening-courant-houders hebben in 1908 gestort
2.416.531.90'2 tegen 2.329.750.57 in 1907; zij hebben teruggenomen 2.379.120.812 tegen
2.371.082.47 in 1907. Ook op dit hoofd valt dus vooruitgang te constateeren.
Het komt ons noodzakelijk voor hier eens uitdrukkelijk te wijzen op de bepaling van
art. 8 van ons Huishoudelijk Reglement, voorschrijvende dat onze aangesloten banken verplicht
zijn het een derde der ingelegde gelden bij ons in loopende rekening te geven, tenzij ze deze
gelden als voorschotten bij de leden kunnen plaatsen. In den loop van 1908 zijn verschillende
Boerenleenbanken in gebreke gebleven te voldoen aan de bepalingen van dit artikel. Oorzaak
9
daarvan is, dat zij in vorige jaren, toen er nog weinig geld in voorschot werd gevraagd, veel
geld in hypotheken en of effecten hebben belegd. Nu de vraag naar voorschotten toeneemt en
niet meer bevredigd kan worden uit de inkomende spaargelden, nu moet het tegoed bij de Centrale
maar wat krachtiger aangesproken worden.
Hypotheken opzeggen of effecten verkoopen zeggen zij gaat niet, want het eerste
zou de hypotheeknemers ongelukkig maken, het tweede zou te veel verlies brengen. Wij hebben
zooveel mogelijk gebruik gemaakt van de laatste alinea van art. 8, waarbij ons bevoegdheid is
gegeven: om in SPECIALE GEVALLEN vrijstelling te verleenen. Geen enkele leenbank werd
dezerzijds dan ook genoodzaakt hypotheken op te zeggen of effecten te verkoopen, indien dit met
noemenswaard verlies gepaard ging. Aan de leenbanken met hypothecaire beleggingen werd vrijstel
ling gegeven en de effecten bezittende leenbanken werden uitgenoodigd ons een zeker deel hunner
effecten in bruikleen af te staan. Het met het deponeeren dezer effecten bereikte voordeel was
tweeledig. Aan de desbetreffende leenbanken werd koersverlies bespaard en onze Centrale kon met
behulp der gedeponeerde effecten veel goedkooper gelden opnemen. Algeheele medewerking onder
vonden wij daarbij echter van de zijde der desbetreffende leenbanken niet. Uit persoonlijke bespre
kingen met enkele bestuurders dier leenbanken bleek ons, dat ook hier eenige onbestemde vrees
heerschte. Het onbeperkte vertrouwen in onze Centrale was door het vele geschrijf hier en daar
aan het wankelen gebracht, enz. enz. kortom wij oordeelden, dat het hier betrof „speciale gevallen
en verleenden tijdelijk vrijstelling. Weldra zullen wij echter deze vrijstellingen moeten terugroepen.
Nu eene speciale Commissie, ingesteld in onze laatste Algemeene Vergadering en bestaande uit
de meest onpartijdige mannen (Mr. A. Baron VAN WIJNBERGEN, Mr. F. J. BOLS1US en
J. N1JST) na rijpe studie in hun rapport o. m. zeggen:
„dat het financieel beleid der Centrale Bank in het algemeen is geweest uitmun-
„tend, dat de behaalde resultaten vooral in het crisisjaar 1907 de hoogste erkenning
„verdienen en het onbeperkt vertrouwen der Boerenleenbanken in hunne Centrale
„ten volle rechtvaardigen,"
nu onze aangesloten leenbanken na lezing van dit jaarverslag met Balans- en Winst- en Verlies
rekening zelf een oordeel zullen kunnen uitspreken over den financieelen toestand onzer Centrale
nu meenen wij, zullen zij zich voor goed aan de voorschriften moeten onderwerpen.
De door leenbanken gedeponeerde effecten komen op de Balans voor onder: (activa)
EFFECTEN-LEENDEPOT; (passiva) EFFECTEN-DEPOSANTEN. In het geheel werd gestort
(nominale waarde) 118.540.Teruggegeven: 32.540.- Blijft saldo: 86.000.—.
Zooals hiervoor reeds vermeld, maakten wij in 1908 een koerswinst van ƒ15454.70. De
ervaring op het gebied der effectenbelegging opgedaan deed ons besluiten de gemaakte koerswinst
niet op de gewone Winst- en Verliesrekening over te brengen, maar te plaatsen op een afzonder
lijk hoofd onder den naam van: RESERVE EFFECTEN-KOERSVERSCHILLEN. Dooropdeze
rekening in de toekomst de verliezen en winsten van het Effectenfonds over te brengen, zullen
wij in staat zijn de jaarlijksche winst meer stationair te houden. Voor de op deze rekening plaats
gehad hebbende wijzigingen verwijzen wij naar Bijlage XIII.
Ook in 1908 berekenden wij, evenals in al de voorgaande jaren,
31 4 °/0 voor inlagen
33 4 o voor voorschotten.