BOERENLEENBANKEN, BETOOG VOOR DE HECHTHEID Bijlage XI. PER volgens de Wet op Vereenigingen van 22 April 1855. Hieronder volgt het betoog, dat door de commissie ter voorbereiding van Boerenleenbanken, benoemd door het Hoofdbestuur van den Noord-Brabantsehen Christelijken Boerenbond, den 3,ll!" December 1897 werd openbaar gemaakt. In den grooten nood, waarin allerwege de landbouw verkeert, heeft men allerlei middelen bedacht om hem te verheffen. Daar men begreep, dat de groote oorzaak in crediet-gebrek gelegen is, heeft men crediet-banlcen opgericht, waardoor ontzaglijke voor- deelen verschaft worden. Ook ten onzent zal men zich eindelijk liet lot van den zwaar gedrukten landman aantrekken en zulke banken stichten volgens het systeem an den hoogst verdienstelijken Burgemeester Baifftiaten. Om echter in deze voor den landbouw zoo noodzakelijke onderneming het gewenschte succes te bekomen, is het noodig, dat op richting en inrichting zoo eenvoudig en goedkoop mogelijk zijn. Ze op te richten bij nota- rieele akte volgens de wet van 27 November 1876, is voor ongeletterde boeren al te om slachtig, afschrikwekkend en kostbaar. De ondervinding heeft reeds bewezen, dat vele boeren terugdeinzen, wanneer zij hooren, dat de oprichting alléén circa f 40.- tot f 50.— kost, dat het kantongerecht er mede gemoeid is en dat ook bij de latere werking der bank verschillende formaliteiten zijn in acht te nemen op boete van f 1.— tot f 50.--. Toch is er alles aan gelegen, dat in ieder dorp zulk eene crediet-inricliting tot stand komt, dat zij dus zoo gemakkelijk, zoo eenvoudig en zoo goedkoop mogelijk kunne worden op- en ingericht. Konden die dure en lastige formaliteiten achterwege blijven, kon men volstaan met eene eenvoudige onderhandsche akte, dan waren voor ieder dorp groote onkosten uitgespaard, dan zouden alle boeren gaarne toetreden en zou dus binnenkort in ieder dorp eene zoodanige inrichting, een Boerenleenbank naar het systeem Raiffeisscbestaan- Welnu, naar onze bescheiden meening is het zeer goed mogelijk de oprichting en inrichting te vereenvoudigen en aan den wensch der boeren alzoo te gemoet te komen. Volgens onze wetgeving toch kan men bij onderhandsche akte eene vereeniging stichten volkomen overeenstemmende met die, welke Raiffeissen bedoelde, want: wat is eene Boeren leenbank naar het stelsel van Raiffeissen" I. Eene leenbank naar Raiffeissen* stelsel is eene instelling, uitsluitend ten doel hebbende de zedelijke en stoffelijke opbeuring van den boerenstand. Zij werkt slechts in beperkten lering, omdat daardoor het doel te beter wordt bereikt. Zij tracht haar doel te bereiken door tijdelijk ongebruikt liggend geld van landbouwers ter leen te nemen of te bewaren aan landbouwers het benoodigde geld voor te schieten tegen lage renten het geld (lei- landbouwers ten bate van den landbouw te doen strekken den landbouwer uit de handen van woekeraars te houden en hem voor moreelen en finantieelen ondergang te behoeden. Het grondbeginsel eener Raiffeissen-kas is de hoofdelijke aansprakelijkheid der leden voor de schulden der kas, indien haar vermogen ontoereikend zou zijn. De ondervinding heeft bewezen, dat er geen beter middel bestaat 0111 het landbouw- crediet te bevorderen. En geen wonder. Wanneer toch alle leden der Leenbank zich hoofdelijk verbinden voor de schulden (verbintenissen) dier bank en dus alle schulden op ieders goederen voor het geheel kunnen worden verhaald, is het duidelijk, dat de bank alle waarborgen biedt. Daarom is die aansprakelijkheid onmisbaar, wil de bank crediet hebben. Het. gevaar, dat uit die aansprakelijkheid voor de leden der Leenbanken voort spruiten kan, wordt door de bepalingen der statuten zoodanig ingekrompen, dat er als het ware niets van overblijft. De eerste en wel de voornaamste waarborg is gelegen in de beperktheid van den kring, waarover de bank zich uitstrekt. De leden eener bank in kleinen kring zijn over en weder nauwkeurig bekend met elkanders handel en wandel, godsdienstige begrippen, gedrag, finantieele gesteldheid, enz. enz. Wil een lid geld hebben, dan kan men dus volkomen beoordeelen, of hij door ge drag, eerlijkheid, enz. verdient geholpen te worden. Ieder lid weet, of hij een oppassend werkman, een verkwister of dronkaard is. Is hij dit laatste, dan mag hem volgens de sta tuten geen hulp geboden worden. Het bewustzijn dat hij beoordeeld wordt door zijne medeleden, zal op hem een grooten invloed uitoefenen en veel bijdragen tot verbetering van zijn maatschappelijk leven. Verder wordt jaarlijks bepaald, hoeveel geld door de bank ter leen mag worden ge nomen en hoeveel ter leen gegeven, zoodat de leden dus ook zuiver weten, waarvoor ze feitelijk aansprakelijk zijn. Leenbanken worden kosteloos bestuurd, zoodat bijna geene uitgaven voor administratie behoeven te worden gedaan. Bestuurders moeten daarom mannen zijn, die geenerlei eigen belang beoogen, veel voor den naaste over hebben en handelen uit Christelijke naastenliefde. Vandaar dat geene aandeden in de winst worden toegekend, om bepaald alle eigenbelang uit te sluiten. Bovendien houdt een raad uit de meest rechtschapen mannen, uit de vcree- niging gekozen, op alle handelingen van het bestuur nauwkeurig toezicht. Aflossingen worden zoo gemakkelijk mogelijk gemaakt, op vooraf bepaalde termijnen, terwijl vroegere afbetaling bij geringe gedeelten altijd toegelaten blijft. Hier vooral is het belang van den geldleener hoofdzaak en wordt het zoo goed mogelijk behartigd Uit dit alles blijkt overtuigend, dat het doel niet is winst te maken. Er wordt nim mer eenige winst verdeeld, doch deze wordt tot een reserve-kapitaal, een fonds, opgehoopt. Aan eene Boerenleenbank, die alleen kan bestaan door den invloed van den Chris telijken Godsdienst op het maatschappelijk leven; door de vaste overtuiging der gegoede leden, dat de Christelijke naastenliefde van hen gebiedend vordert, hun vermogen zooveel mogelijk, en hier feitelijk zonder nadeel of risico, ten bate van den evennaaste te doen

Rabobank Bronnenarchief

Jaarverslagen Coöperatieve Centrale Boerenleenbank | 1901 | | pagina 11