Voor oorlogsgeweld bleef ons bedrijf evenals het vorige jaar gelukkig gespaard. Wat
de in 1940 verwoeste onderpanden van leeningen en eigen perceelen, te zamen ten getale van 22,
betreft, ontvingen wij van 5 bericht van inschrijving op het Grootboek voor den Wederopbouw
en van 13 mededeeling van voorloopige, vaststelling der schadevergoeding. In al deze gevallen zijn
de bedragen der vergoedingen hooger dan die van de vóór het plaatsgrijpen van de oorlogsramp
door onze taxateurs verrichte schattingen. De door het Grootboek vanaf 1 Juni 1940 te vergoeden
rente hebben wij in overeenstemming met de aanwijzigingen van het Contróle-Orgaan -r-
onder het hoofd Debiteuren opgenomen, doch daartegenover ten volle gereserveerd.
Ondanks de voor velen moeilijke tijdsomstandigheden hebben onze debiteuren zeer
goed aan hunne verplichtingen voldaan. Niet meer dan één maal behoefden wij van de ons ver
leende onherroepelijke volmacht tot verkoop gebruik te maken (Bijlage I), terwijl wij in drie ge
vallen onze medewerking tot vrijwilligen verkoop van het onderpand verleendenhierop werd
aan hoofdsom en rente een verlies van 3.655.38 geleden. Slechts van enkele leeningen behoefden
wij het onderpand in administratie te nemen, van een aantal andere bleek het niet meer noodig
dezen maatregel te handhaven.
Ons bezit aan onroerende goederen onderging dit jaar wederom eene vermindering,
te weten van 247.143.na toepassing der jaarlijksche afschrijving van twee percent bedraagt
de balanswaarde der nog niet verkochte perceelen thans 298.274.Voor nadere gegevens
verwijzen wij naar den als bijlage bij dit verslag gevoegden Staat (Bijlage II). Behalve de daarop
vermelde perceelen en ons kantoorgebouw bezitten wij geen onroerend goed, noch zijn wij op
eenige wijze bij den eigendom daarvan betrokken.
Zooals rfeeds in ons vorig jaarverslag werd vermeld, hebben wij de aflossing der nog
uitstaande 4% en de omzetting daarvan in 3|% pandbrieven voortgezet en beëindigd, zoodat thans
nog uitsluitend 3§ pandbrieven uitstaan, hetgeen, zooals vanzelf spreekt, onze renterekening
gunstig beinvloedt. Van de nog overgebleven kosten dezer conversie stellen wij voor thans 75.000.
af te schrijven, terwijl het in onze bedoeling ligt het saldo ten bedrage van 59.674.65 ten laste
van het volgende boekjaar te brengen.
Bij de vaststelling van de jaarcijfers is gebleken, dat voor onze Reserve Geldleeningen
ingevolge de daarvoor geldende normen een bedrag van slechts 95.340.benoodigd is. In ver
band hiermede hebben wij uit het meerdere en uit de ontvangen afgeschreven rente en voorschotten
een fonds voor onvoorzien gevormd, hetwelk wij met de reserve voor geldleeningen in eene Reserve
voor Bijzondere Doeleinden hebben te zamen gebracht, welke met een bedrag van 225.000.
op de Balans voorkomt.
De bedrijfsuitkomsten over het afgeloopen jaar zijn een weinig achtergebleven bij die
over 1941onder de huidige omstandigheden is dit niet te verwonderenzij mogen niettemin
bevredigend worden geacht. Het saldo der Winst- en Verliesrekening bedraagt 98.754.27. Indien
de door ons voorgestelde verdeeling van dit saldo wordt aangenomen, zal, na betaling van 4
rente over het onverplicht gestort kapitaal, wederom een dividend van 4 aan aandeelhouders
worden uitgekeerd.
CONTROLE.
De firma Th. L. Limperg, door het college van commissarissen als accountants
herbenoemd, heeft gedurende het afgeloopen jaar weder het bij art. 12 der statuten voorgeschreven
geregelde toezicht uitgeoefend op de administratie en boekhouding, welke blijkens hare hier achter
opgenomen verklaring door haar in orde werden bevonden.
Voorts stond onze Instelling onder toezicht van het Contróle-Orgaan van de Bedrijfs
groep Hypotheekbanken.
Ook werd, overeenkomstig de door den Centralen Beleggingsraad vastgestelde
„Voorwaarden voor de belegging van gelden van Rijksfondsen en -instellingen in pand
brieven van hypotheekbanken”, door de Rijkspostspaarbank regelmatig contróle op ons bedrijf
uitgeoefend.
Onze pandbrieven komen deswege in aanmerking voor belegging van de onder voor
noemden Raad vallende Rijksfondsen en Rijksinstellingen, te weten, het Algemeen Burgerlijk
Pensioenfonds, het Invaliditeitsfonds, het Landbouwongevallenfonds, het Ongevallenfonds, het
Ouderdomsfonds, den Postchèque- en Girodienst en de Rijkspostspaarbank.
3