doordien onze debiteuren hun bezit verkochtenonzerzijds waren wij hierdoor in de gelegenheid
verscheidene minder goede leeningen af te wikkelen.
In het afgeloopen jaar maakten wij zeven maal van de ons verleende onherroepelijke
volmacht tot verkoop gebruik, waarbij in vijf gevallen het verbonden perceel door ons werd ingekocht.
Voorts hebben wij drie perceelen ondershands overgenomen.Van deze acht perceelen werden twee
daarna weder door ons verkocht. Het gebruikelijk overzicht laten wij hier achter volgen. Ook hebben
wij, waar zulks wenschelijk bleek, tot meerdere zekerheid onderpanden in administratie genomen
en van verschillende leeningen door het verkrijgen van bijverband en borgtocht de waarborgen
versterkt.
Zoowel aan de ons in eigendom toebehoorende als aan de bij ons in administratie
zijnde perceelen hebben wij voor onderhoud en indien noodig ook voor verbouwingen, daarbij
rekening houdende met te verwachten prijsverhoogingen van of zelfs gebrek aan materialen -
een vrij aanzienlijk bedrag ten koste gelegd. Wij vertrouwen echter, dat de aangebrachte ver-
verbeteringen de rentabiliteit en de waarde der perceelen ten goede zullen komen.
Met genoegen kunnen wij voorts vermelden, dat wij erin slaagden een deel van onze
ingekochte onderpanden te verkoopen. Bedroeg de post Onroerende Goederen vóór afschrijving
op 31 December 1939 f 1.153.400.—, op 31 December 1940 is deze tot 993.200.— gedaald. Uit
den als bijlage bij dit verslag gevoegden Staat der ingekochte perceelen (Bijlage I) blijkt, dat deze
op uit. December 1940 voor het grootste gedeelte waren verhuurd en de huuropbrengst bevredi
gend mag worden genoemd.
Ten aanzien van de balanswaardeering der Onroerende Goederen en van de vaststelling
der Reserven voor Geldleeningen en voor Debiteuren, hebben wij de in vorige jaren toegepaste
gedragslijn gevolgd. Wat den post Onroerende Goederen betreft, wenschen wij weder eene afschrij
ving van twee procent der oorspronkelijke balanswaarde toe te passen, waarvoor een bedrag van
19.864.wordt bestemd voorts achten wij het raadzaam de Reserve Geldleeningen, nadat deze
opnieuw werd vastgesteld, met een bedrag van 20.000.te verhoogen, een en ander ten laste
van de Winst- en Verliesrekening.
Met het oog op de onzekere tijdsomstandigheden hebben wij aldus de beschikbare
middelen aangewend voor de versterking van den intrinsieken toestand van onze Instellingbe
halve een bedrag van 551.90 wegens rente over het onverplicht gestorte kapitaal, wordt dan ook
geen dividend-uitkeering voorgesteld.
CONTROLE.
De firma Th. L. Limperg, door het college van commissarissen als accountants
herbenoemd, heeft gedurende het afgeloopen jaar weder het bij art. 12 der statuten voorgeschreven
geregelde toezicht uitgeoefend op de administratie en boekhouding, welke blijkens hare hier achter
opgenomen verklaring door haar in orde werden bevonden.
Voorts staat onze Instelling onder toezicht van het Contröle-Orgaan, ingesteld door de
Vereeniging van Directeuren van Hypotheekbanken.
Ook werd, overeenkomstig de door den Centralen Beleggingsraad vastgestelde „Voor
waarden voor de belegging van gelden van Rijksfondsen en -instellingen in pandbrieven van