Aan de Aandeelhouders
Ter voldoening aan art. 35 der statuten en in overeenstemming met de voorschriften
van het Wetboek van Koophandel hebben wij de eer U de balans en winst- en verliesrekening
over te leggen, alsmede een verslag omtrent den gang van zaken en het gevoerde beheer over het
boekjaar 1940, het een en vijftigste sinds de oprichting van onze vennootschap.
In de Algemeene Vergadering van Aandeelhouders, gehouden den 8sten Mei 1940,
werden herkozen als commissaris de Heeren Mr. J. G. W. N. de Bruijn van Melis- en Mariekerke
en Jhr. Ir. G. G. Th. Six, die hunne benoeming hebben aangenomen.
Onze commissaris Jhr. Ir. C. C. Th. Six gaf den wensch te kennen met het oog op
zijn hoogen leeftijd zijn mandaat ter beschikking te stellen.
Het is met groot leedwezen, dat wij zijn besluit vernamen, want hij was gedurende eene
lange reeks van jaren nauw met onze Bank verbonden. In 1900 tot commissaris gekozen, maakte
Jhr. Six van 1907 tot 1938 deel uit van den Raad van Toezicht, en het is vooral in deze functie,
dat hij gelegenheid had zijne groote kundigheden ten bate van onze Instelling aan te wenden. Steeds
stond hij gereed de Directie met raad en daad terzijde te staan, en wij zullen zijne weldoordachte
adviezen en aangename samenwerking noode missen.
Volgens rooster is thans aan de beurt van aftreding als commissaris de Heer Chr.
Beels, die herkiesbaar is.
Bij het intreden van 1940 ondervond hier te lande het economisch leven reeds in sterke
mate den invloed van den strijd in Europahet werd hierdoor volkomen beheerscht, toen ook
Nederland door de oorlogsramp werd getroffen. Ook wij willen hier hulde brengen aan hen, die
voor het vaderland zijn gevallen, en met droefheid vermelden wij de ontzaglijke schade, door den
oorlog geleden. Zoolang deze niet is geëindigd, zijn de gevolgen daarvan, ook op economisch ge
bied, niet te overzien, doch inmiddels is het onze plicht, evenals die van iederen Nederlander, die
eene taak, groot of klein, in de volkshuishouding vervult, alle krachten in te spannen tot instand
houding van de ons opgedragen belangen.
Ook het hypotheekbankwezen ondervond de gevolgen van den oorlog, al was in den
dagelijkschen gang van zaken de invloed daarvan niet of eerst langzamerhand merkbaar. Zoo is de
hypotheekrente slechts weinig gewijzigdvertoonde deze in den aanvang des jaars eene geringe
stijging, zoodat zij begin Mei 4% tot 5 bedroeg, daarna trad weder eene daling in, welke echter
geleidelijk tot staan kwam.
Gelijk steeds op de beleggingsmarkt valt waar te nemen, deed de onzekerheid omtrent
de waarde van effecten eene vraag naar vast goed en in het bijzonder naar huizenbezit ontstaan,
welke eene niet onbelangrijke prijsstijging te weeg bracht.
3