D. Naar het bedrag.
204 tot 10.000.— 1.339.550.—
257 van - 10.001.— tot 25.000 - 4.094.000.—
95 - 25.001.— - 50.000 - 3.303.350.—
33 J - 50.001.— - 75.000.—- 2.004.925
10 - 75.001.— - 100.000.—- 824.750.—
5 boven 100.000.-- 705.750.
604 12.272.325
E. Naar de wijze van aflossing.
513 met halfjaarlijksche aflossing 10.644.475.
91 zonder periodieke - 1.627.850.
604 12.272.325.—
F. Naar de rente.
Reserven
2 3%%
22.600
22.600.—
1 3%
-
33.600.—
-
33.600.—
90 4
-
1.783.800.—
108.000
-
1.891.800
6 4%
-
68.400
X
29.000
-
97.400.—
102 4y4
-
2.078.600.—
-
58.000.—
-
2.136.600
18 4%
-
440.675
-
11.000.—
-
451.675.—
185 4%
-
3.735.675.—
35.000.—
-
3.770.675
16 4%
-
540.575
540.575.—
121 43/4%
-
2.344.675
-
43.000
-
2.387.675
4 4%:%
-
171.450.—
-
171.450.—
41 5
-
548.250
16.000
-
564.250.—
1 5i/8%
-
6.650.—
-
6.650
16 5y4%
-
196.775
-
196.775
1 5i/2
-
600.—
-
600.—
604
11.972.325.—
300.000
12.272.325.—
Het gezamenlijk bedrag der op 31 December 1940 loopende 585 leeningen ten bedrage
van 11.972.325.levert aan interest op 534.897.25, zijnde gemiddeld 4.4678 terwijl de rente
der op dien datum in omloop zijnde pandbrieven bedraagt 492.767.zijnde gemiddeld 3.83s7
een renteverschil derhalve van 0.6361
9