onderpanden in administratie, daardoor verhinderende, dat de schuldenaar de huuropbrengst voor andere doeleinden zou kunnen aanwenden. Voorts waren wij genoodzaakt elf maal gebruik te maken van de ons verleende onherroepelijke volmacht tot verkoop, waarbij in negen gevallen de verbonden perceelen door ons werden ingekocht. In elf gevallen hebben wij de perceelen uit de hand overgenomen. Van de ingekochte perceelen werd in den loop van het jaar een tweetal boven de boekwaarde en in het begin van 1937 een derde tegen de boekwaarde verkocht. In aanmerking nemend den huidigen toestand der huizenmarkt meenen wij boven geforceerden aan geleidelijken verkoop de voorkeur te moeten geven. De ingekochte perceelen werden door ons in goeden staat gebracht, waarvoor wij ons beduidende uitgaven hebben getroost; in de meeste gevallen toch heeft het onderhoud te wenschen overgelaten, daar de debiteur zoo lang mogelijk aan zijne verplichting tot betaling van rente en lasten voldoet, waarna veelal de middelen voor het onderhoud ontbreken. Het spreekt vanzelf, dat de kosten aan herstelling besteed de waarde der perceelen verhoogen en het rendement ten goede komen. Uit den in bijlage bij de balans gevoegden Staat der ingekochte perceelen blijkt, dat deze op ultimo April 1937 voor het grootste gedeelte waren verhuurd en de huuropbrengst zeer bevredigend mag worden genoemd. Alle in dit boekjaar ingekochte onderpanden werden, zooals dit steeds geschiedde, ten name der Bank gesteld, terwijl zij overigens op geene andere wijze, eenig belang bij ingekochte onroerende goederen heeft verkregen. Bij de samenstelling van de balans zijn wij van het standpunt uitgegaan, dat onder de huidige omstandigheden eene conservatieve balanswaardeering en ruime afschrijvingen in het belang van pandbrief- en aandeelhouders meer dan ooit noodzakelijk moeten worden geacht. Behalve een bedrag van 162.wegens rente over het onverplicht gestorte kapitaal, wordt dan ook, evenals het vorige jaar, geen dividenduitkeering voorgesteld. Ten aanzien van de ingekochte perceelen hebben wij ons er niet toe beperkt, zooals ten vorigen jare, tegenover den post Onroerende Goederen, na afschrijving van de gemaakte veilings- en verdere kosten en van het geleden verlies bij veilingen en overname, eene reserve te vormen, doch hebben wij het gewenscht geacht deze perceelen alle opnieuw door deskundigen te laten taxeeren en den post Onroerende Goederen met deze taxaties in overeenstemming te brengen. Het daartoe, boven de vroeger tegenover dezen post gevormde reserve, nog benoodigde bedrag is ten laste van de Extra Reserve geboekt. Voorts hebben wij van alle geldleeningen, waarvan in April van dit jaar de in 1936 vervallen rente nog niet ten volle was voldaan, niet alleen het bedrag der nog onbetaalde rente ten volle gereserveerd, maar voorzichtigheidshalve de voor deze leeningen verbonden onderpanden opnieuw laten taxeeren en in die gevallen, waarin het bedrag der geldleening de geschatte waarde overtrof, het verschil overgebracht van de Extra Reserve naar de rekening Reserve Geld leeningen. Wij zijn van oordeel, dat wij aldus in de thans in ons bedrijf aanwijsbare risico’s zoo goed mogelijk hebben voorzien. De taxaties, waarop een en ander berust, zijn uiteraard sterk beinvloed door de uiterst geringe vraag naar onroerend goed als beleggings-object. Wij koesteren dan ook het vertrouwen, dat bij herstel van normale verhoudingen op de vaste-goederenmarkt ons bezit tegen hoogere prijzen dan de balanswaarde zal kunnen worden gerealiseerd en dat de gevormde Reserve Geldleeningen geenszins ten volle voor het gestelde doel gebruikt zal be hoeven te worden. 5

Rabobank Bronnenarchief

Jaarverslagen Bataafsche Hypotheekbank | 1936 | | pagina 7