Nadat de Regeering op 26 September 1936 den gouden standaard buiten werking had
gesteld, trad echter ter beurze eene algeheele verbetering in. Voor de in afwachting van eene
mogelijke waardevermindering van den gulden onbelegd gebleven gelden werd emplooi gezocht;
ook voor pandbrieven ontstond opnieuw vraag en eene snelle koersstijging was daarvan het
gevolg. Reeds in October had de koers der pandbrieven van onze Instelling zich tot om en nabij
pari hersteld.
De inmiddels ingetreden daling van den rentestand leidde ook in het hypotheek-
bedrijf tot erkenning van de noodzakelijkheid tot aanpassing door verlaging van de hypotheek
rente. Om hiertoe echter te kunnen geraken, was het noodig eerst de gemiddelde pandbriefrente
door conversie op een lager peil te brengen. Reeds in 1934 had onze Bank een aanvang gemaakt
met de conversie der 5% pandbrieven, thans kon daarmede worden voortgegaan. Dank zij het
krachtig herstel der pandbrievenmar kt werd in de laatste maanden van het jaar de uitgifte der
4% pandbrieven hervat. Bij de halfjaarlijksche uitloting in November stelden wij de uitgelote
stukken uitsluitend verwisselbaar in 4% pandbrieven, terwijl wij tegen het einde van het jaar
het besluit namen de gelegenheid open te stellen tot vrijwillige conversie van onze nog uitstaande
5% en 4J% pandbrieven in 4% pandbrieven, waarvan op zeer ruime schaal gebruik werd gemaakt.
Hoewel niet tot dit jaarverslag behoorende, kunnen wij hieraan toevoegen, dat wij spoedig daarna
tot aflosbaarstelling met recht van conversie eerst van.alle 5% en daarna van alle 4pandbrieven
zijn overgegaan, hetgeen tot onze groote voldoening het resultaat heeft, dat geen pandbrieven van hooger
rentetype dan 4% meer uitstaan.
Tengevolge van de veelvuldige werkzaamheden aan deze aflosbaarstellingen en conver
sies verbonden, heeft de samenstelling van het jaarverslag tot ons leedwezen vertraging ondervonden.
Kan van eene opleving op de markt van onroerende goederen nog niet worden ge
sproken, aangenomen mag worden, dat de depressie haar laagste punt heeft bereikt. Aan de daling
der huren schijnt een einde gekomen te zijn, terwijl van de sterk verhoogde kosten van nieuwen
woningbouw stijging van den prijs van het onroerend goed mag worden verwacht. Deze
kentering ten goede kan echter eerst dan leiden tot eene blijvende verbetering op de huizenmarkt,
wanneer daarin voor den belegger voldoende rendement en zekerheid zal zijn te vinden. Verlaging van
overheidslasten is hiervoor een vereischte, waarvan de noodzakelijkheid algemeen wordt erkend.
Op den gang van zaken in het hypotheekbankbedrijf gedurende 1936 hebben de boven
aangegeven gunstige kenteekenen, welke zich eerst in het laatste kwartaal voordeden, weinig of
geen invloed kunnen uitoefenen. Dit geldt ook voor onze Instelling.
De vraag naar hypotheken bleef uiterst gering, terwijl door binnengekomen aflos
singen en inkoop van onderpanden het bedrag onzer uitstaande hypotheken verminderde.
Anderzijds konden wij hierdoor en door geleidelijk stijgenden verkoop van 4 pandbrieven onze
liquiditeit verhoogen, zoodat wij aan het einde van het jaar over ruime kasmiddelen beschikten en
spoedig daarna met de hierboven geschetste aflosbaarstelling en conversie van pandbrieven van
hooger rentetype een aan vang konden maken.
Tegenover onze debiteuren, die door den nood der tijden in moeilijkheden bleken te
verkeeren, achtten wij het onzen plicht zooveel mogelijk eene tegemoetkomende houding aan
te nemen, hetzij door het verleenen van uitstel van betaling van rente en aflossing, hetzij door
tijdelijke vrijstelling van aflossing. Waar wij zulks noodig achtten, namen wij verschillende
4